Film
David Bowies beeldenstroom in Moonage Daydream doet je naar adem happen ★★★★★
De muziekdocumentaire Moonage Daydream verkent alle uithoeken van David Bowies particuliere kosmos. Zonder tekst of uitleg en dat werkt geweldig.
David Bowie zit in de Hansa Tonstudio 2 in West-Berlijn, op 450 meter van de Muur. Het is juli 1977, we zien hem wat heen en weer schuiven met stroken papier. Er staan losse woorden en flarden tekst op die hij net heeft opgeschreven en daarna uitgeknipt. Hij wikt en schikt, en nog eens, en mompelt wat, net zolang tot de spontaan geordende snippers taalkundig ergens op slaan, hoe fragmentarisch soms ook. Het zullen de teksten worden voor zijn twaalfde studioalbum Heroes.
Deze literaire techniek heet: cut-up. David Bowie heeft haar geleend van de ruim dertig jaar oudere William Burroughs, de schrijvende peetvader van de Amerikaanse Beat Generation. Dat weten we omdat het muziekblad Rolling Stone de twee op 17 november 1973 in Londen samenbracht. Het werd een hoogst kunstzinnig gesprek, terug te vinden in de bloemlezing David Bowie: The Last Interview and Other Conversations (2016).
Hoge hoed
De dan 26-jarige Bowie legt Burroughs uit dat diens roman Nova Express (1964) hem doet denken aan zijn eigen Ziggy Stardust, waarvan hij na de plaatopname – zijn vijfde studioalbum, uitgebracht op 17 juni 1972 – en de aansluitende wereldtournee nu een theatershow wil maken. Hij heeft veertig scènes geschreven die de acteurs uit hun hoofd moeten leren. ‘En dan gooien we ze de middag voor de voorstelling in een hoge hoed. En ’s avonds spelen we die scènes in de volgorde waarop ze er weer uitkwamen. Dat heb ik allemaal van jou, Bill… de show zou iedere avond anders zijn.’
William Burroughs: ‘O, maar dat is een heel goed idee. Een visuele cut-up in een steeds wisselende volgorde.’
Van die theaterversie van Ziggy Stardust zou het nooit komen, maar het idee van cut-up heeft Bowie nooit meer losgelaten. En het was juist dit beeldfragment, zo mag je vermoeden, dat de Californische regisseur Brett Morgen (53) op een idee bracht: wat als ik nu eens – in de geest van Bowie en Burroughs – van Moonage Daydream een duizelingwekkende collage maak?
Want precies dat is zijn nieuwe muziekdocumentaire geworden: een visuele cut-up.
Met onbeperkte toegang tot de archieven van de erven Bowie – nooit eerder geziene concertopnamen, grofkorrelige homemovies, stapels foto’s, video-experimenten en nimmer geëxposeerde schilderijen, reisverslagen, dagboekfragmenten, studiosituaties – zette Brett Morgen een pandemonium met een zuivere speeltijd van 2 uur en 20 minuten in elkaar.
Er zijn eerder fraaie documentaires over David Bowie gedraaid, denk aan het tweeluik van de Britse regisseur Francis Whately: Five Years (2013) en The Last Five Years (2017), maar zoiets als dit hebben we nog niet eerder gezien. De beeldenstroom, ondersteund door explosieve remixen van Bowies muziek , doet je door het verzengende tempo op momenten naar adem happen. Bij een tweede keer kijken zie je vast weer heel andere dingen en een derde keer ook nog. Dat komt toch aardig in de buurt van wat de cut-up Bowie zelf ooit beoogde: iedere show weer anders. Als verborgen hint geeft Brett Morgen ons die scène in Tonstudio 2 met dat heen en weer schuiven van die snippers mee. Zonder verder commentaar – sowieso een sterk punt van deze uitzinnige documentaire.
Androgyn
Anders dan de regel wil bij dit soort producties komt er geen oud-bandlid of zelfverklaarde popprofessor aan te pas om het allemaal te duiden, de beelden spreken voor zich. Pure cinema. En als er al eens sprake is van een voice-over, dan is het Bowie zelf. Hij treedt hier en daar op als verteller, de audio komt uit de talloze interviews die hij voor radio en tv gaf, waarin hij niet zelden besmuikt werd ondervraagd over zijn androgyne voorkomen of zijn onverbloemde biseksualiteit.
Die gesprekken dateren van een jaar of vijftig (!) geleden, en in het Engeland van toen vormden ze nogal een heikel thema. Bowie en zijn glamrock buddies van divers pluimage als Marc Bolan van T-Rex, Lou Reed, Iggy Pop en ook Elton John en Freddie Mercury braken de discussie met hun mascara, rouge en eyeliner brutaal open:
You’ve got your mother in a whirl
She’s not sure if you’re a boy or a girl
Hey, babe, your hair’s alright
Hey, babe, let’s go out tonight
You like me and I like it all
We like dancing and we look divine… […]
Rebel Rebel, you’ve torn your dress
Rebel Rebel, your face is a mess
Rebel Rebel, how could they know?
Hot tramp, I love you so
(David Bowie: Rebel Rebel, 1974)
Bezorgde ouders alom, maar de Britse bleekneusjes die opgesmukt met rood piekhaar en make-up naar zijn Londense Ziggy-shows kwamen in zalen als Hammersmith Odeon en Earl’s Court vonden het geweldig, zo zien we op archiefbeeld – het is bijna ontroerend.
Verslaggever: ‘Wie vind je leuk?’
Fans: ‘Bowie, meneer. Hij leert ons dat het oké is om maf te zijn.’
David Bowie, de Gender Bender. Zijn boodschap: anything goes. Jongens, meisjes, en alles ertussenin. Hedendaagse androgyne artiesten als Stromae, Billie Eilish, Harry Styles en ook acteur Timothée Chalamet doen er nog steeds hun voordeel mee. Ze bouwden al snel een cultaanhang op langs dezelfde bevrijdende route die Bowie ooit had verkend.
Na zijn afscheid van Ziggy in de zomer van 1973 was hij zelf alweer lichtjaren verder. Hij maakte in de film The Man Who Fell to Earth (Nicolas Roeg; 1976) zijn entree als acteur en bij iedere nieuwe plaat werkte hij verder aan zijn reputatie van kameleontisch stijlicoon. David Bowie als de man met de duizend gezichten en een dito breed kleurenpalet in zijn zangstem – alle mogelijke variaties komen in deze documentaire voorbij. Zoals John Lennon, met wie hij samenwerkte bij de hitsingle Fame (1975), sprak: ‘Altijd interessant om Bowie te ontmoeten. Je weet nooit welke David je nu weer voor je krijgt.’
Waarna Bowie later riposteerde met: ‘Er zit een lange lijn van schizofrenie in mijn familiestamboom. Daar zal het wel iets mee te maken hebben.’
Cocaïne
Een keerzijde hadden alle roem en aandacht en succes ook. Het is geen publiek geheim dat hij in 1975 in zijn nieuwe woonplaats Los Angeles, waar hij vanuit New York naartoe was vertrokken, bijna ten onder ging aan een cocktail van creatieve onrust en cocaïne. Hij at niet meer, hij sliep niet meer en hij dronk alleen nog maar melk.
Die uitgemergelde Bowie, verscholen onder een witte Stetson, treffen we in de film even aan op de achterbank van een limousine met chauffeur die door de heuvels en de canyons rond Los Angeles rijdt, terwijl hij wordt geïnterviewd. Een scène die geoefende Bowie vorsers zich nog zullen herinneren uit de BBC-documentaire Cracked Actor (1975; David Yentob).
Het vroeg om de volgende vlucht vooruit. A New Career in a New Town zoals een nummer op zijn elfde studioalbum Low (1977) niet toevallig heet. Via tussenstops in Frankrijk en Zwitserland werd dat uiteindelijk West-Berlijn, waar je de doem van de Koude Oorlog bijna uit de lucht kon scheppen – voor Bowie blijkbaar heel inspirerend.
In Berlijn vond de nu bijna 30-jarige Bowie zichzelf opnieuw uit met elektronische en ambient pop, geholpen door illustere figuren als Brian Eno (ex-Roxy Music), Robert Fripp (de onnavolgbare gitarist van King Crimson), de bekende Puerto Ricaanse gitarist Carlos Alomar en uiteraard Iggy Pop (voorheen van The Stooges).
De albums Low; Heroes (1977) en Lodger (1979) kwamen bekend te staan als zijn Berlijn-trilogie – een hoogtepunt uit zijn oeuvre, daar is Moonage Daydream het mee eens. Zijn platenmaatschappij RCA dacht er anders over en weigerde Low aanvankelijk uit te brengen: veel te avant-gardistisch.
Het gehakketak zou uiteindelijk tot een breuk leiden en als wraak nam hij met funkmeester Nile Rodgers in 1982 het – in eigen woorden – ‘rete-commerciële’ album Let’s Dance op, dat in 1983 met veel succes bij EMI verscheen. Ruim 10 miljoen exemplaren werden van zijn vijftiende studioalbum verkocht, en iedereen danste destijds op hits als Modern Love, China Girl, Cat People (Putting Out Fire) en uiteraard de titelsong,
Zijn grootste albumverkoop ooit, maar dat was nu ook weer niet de bedoeling. Het is een van de opmerkelijkste uitspraken van Bowie in de film: ‘Achteraf schaam ik mij een beetje voor die plaat.’ Nadien ging hij toch maar weer de experimentelere kant op, met de gelegenheidshardrockgroep Tin Machine (1989) en de triphop en funky jazz van Outside (1995), zijn twintigste studio-album.
Altijd op onderzoek uit, David Bowie. Hij werd op 8 januari 1947 geboren in Brixton, Londen in een milieu van nette armoede. Sinds zijn vroege jeugd, toen hij nog gewoon David Robert Jones heette, zoog hij alles op. Ch-ch-ch-changes zong hij op Hunky Dory (1971), zijn vierde studioalbum, als een vooraankondiging van wat nog allemaal komen ging.
Verlegen
Over die in beginsel verlegen jongeman, ooit student aan de creatieve richting van de HTS in Bromley, een voorstad van Londen, waar hij kunstgeschiedenis, saxofoon, gitaar en grafisch ontwerp studeerde, leren we in Moonage Daydream weinig. Daar zijn natuurlijk geen beelden van. Zomin als van de tijd van zijn eerste studioalbum David Bowie uit 1967, want die collectie folky liedjes met psychedelische invloeden op zijn twaalfsnarige gitaar bleek nogal een winkeldochter, ver weggestopt in de schaduw van Sgt. Pepper van The Beatles.
Maar van zijn voorbeelden zien we des te meer, want die floepen in deze visuele cut-up geregeld op. William Burroughs uiteraard, maar ook Elvis, Little Richard, Chuck Berry en The Beatles, alsook George Orwell, Friedrich Nietzsche, Andy Warhol, Marlene Dietrich, Charlie Parker, Fritz Lang, Picasso, Buster Keaton, Leni Riefenstahl, Elizabeth Taylor, Albert Einstein en Stanley Kubrick, en dan vergeten we er nog een paar – zij allemaal, plus de Franse mimekoning Marcel Marceau, wiens theatrale elementen Bowie goed kon gebruiken bij zijn Ziggy-shows, hij volgde er zelfs nog eens een cursus in.
Zo kijken we bij Moonage Daydream naar een steeds verder uitdijend heelal. Dit is de particuliere kosmos van Bowie, daar speelt de film zich af. Vertrekpunt in dit multiversum is zijn ruimtehit Space Oddity (1969) van zijn tweede studioalbum, geïnspireerd door en precies op tijd voor de maanlanding van de Apollo 11. Via de sciencefictionruimterock van The Rise and Fall of Ziggy Stardust and the Spiders form Mars komen we uit bij het majestueuze slotakkoord. Zijn 26ste studioalbum Blackstar (2016); want dat is hij nu zelf geworden: donkere materie aan het firmament. De 69-jarige kunstenaar had het zo uitgekiend dat het verschijnen ervan samenviel met zijn dood op 10 januari 2016. Unieke figuur, David Bowie. En nu krijgt hij ook nog eens de muziekdocumentaire van het jaar. Vijf sterren voor de Starman.
Wie was Ziggy?
Ziggy Stardust, het alter ego van David Bowie, was een intergalactische boodschapper die in 1972 naar aarde kwam om de mensheid erop te wijzen dat de apocalyps binnen vijf jaar zou plaatsgrijpen, en wel door een gebrek aan natuurlijke grondstoffen. Maar er was hoop. Hij bracht zijn opbeurende boodschap tijdens popconcerten en werd pardoes zelf een ster, met alle narcistische trekjes van dien. Hij kreeg ruzie met zijn begeleidingsband The Spiders from Mars en stierf op 3 juli 1973, onbegrepen en onbemind. Van de wereldtournee schoot de Britse fotograaf Mick Rock een indrukwekkend koffietafelboek dat onlangs opnieuw is uitgegeven: Moonage Daydream – The Life and Times of Ziggy Stardust (Genesis Publications Ltd; ca. € 60.)
Meer muziek
De Amerikaanse regisseur Brett Morgen (Los Angeles, 1968) maakte eerder geroemde documentaires over The Rolling Stones (Crossfire Hurricane; 2012) en Kurt Cobain (2015; Montage of Heck). Voor die laatste titel ontving hij een nominatie voor de Emmy Prime Time Award. Zijn boksdocumentaire On the Ropes (1999) werd eerder genomineerd voor een Oscar.