Das Deutsche Europa
Duitsland houdt krampachtig vast aan de euro, uit angst voor nationalisme. Maar tegelijkertijd durft het niet echt in te staan voor de zwakke broeders
Heel Europa zucht onder de tucht van een Duitse spaarpolitiek. Het onbehagen is groot, vooral in Zuid-Europa, waar de werkloosheid recordhoogten heeft bereikt en Angela Merkel met Hitlersnor wordt afgebeeld. Maar ook in Duitsland bestaat er ongemak over die leidende rol, die niet is gezocht en zich slecht verdraagt met het Europese profiel van de Bondsrepubliek. Zo stoorde Ulrich Beck, socioloog uit München en bekend van het boek Risikogesellschaft - Auf dem Weg in eine andere Moderne (1986), zich aan een nieuwsbericht waarin met grote vanzelfsprekendheid werd aangekondigd 'dat de Bondsdag vandaag beslist over de redding van Griekenland'.
Dat het Duitse parlement uitmaakt hoe het verder moet met Griekenland, bakermat van de westerse democratie, is voor Beck geenszins normaal. Het heeft ertoe geleid dat het Europese Duitsland, zoals Thomas Mann dat in 1953 voor ogen stond, nu ook als gevolg van de eurocrisis onderdeel is geworden van een Duits Europa. Op die paradoxale vaststelling is weinig af te dingen, waarbij dit er in postnationale Duitse ogen heel anders uitziet dan in de rest van Europa. Waar de buitenwereld een zelfbewust Duitsland ziet dat voor nationale belangen opkomt, krijgt de bondsregering in eigen land kritiek dat zij te veel afstand heeft genomen van de vertrouwde Europese koers.
Zulke kritiek kwam van oud-kanselier Helmut Schmidt en van Joschka Fischer, die zich als Groene minister van Buitenlandse Zaken ontwikkelde van rebel op gymschoenen tot pleitbezorger van de Europese zaak. Ook oud-CDU-kanselier Helmut Kohl, die in Maastricht instemde met een gebrekkige muntunie die nu door conservatieven wordt gezien als opmaat naar een 'Europese schuldengemeenschap', ziet de aarzelingen van Merkel met leedwezen aan.
De huidige euroscepsis is niet aan Beck besteed. In zijn pamflet Das deutsche Europa wordt Thilo Sarrazin, die vorig jaar een bestseller tegen de euro publiceerde, Deutschland braucht den Euro nicht, niet eens genoemd. Het laat zien hoe de partijen in Duitsland nog steeds langs elkaar heen praten en hoezeer euroscepsis daar nog taboe is. Merkel heeft daardoor bij de verkiezingen in september van links niet veel te vrezen. Sterker, zij haalt haar meerderheden 'voor Europa' met steun van SPD en Grünen, waardoor er niet echt een eurokritisch alternatief is (vandaar de nieuwe professorenbeweging Alternative für Deutschland). In Duitsland, dat nog altijd in de schaduw van het naziverleden leeft, is Europa bij uitstek een thema voor Gutmenschen, waartoe Beck (geboortejaar 1944) zeker behoort. Juist zij zijn ongelukkig met het 'Duitse Europa' zoals zich dat nu ontwikkelt.
Met zijn analyse heeft Beck ook de aandacht getrokken in de Engelstalige wereld, waar men al veel langer een German Europe ontwaart. Beck ziet echter geen Vierde Rijk, maar een 'Accidental Empire'. Dat past in zijn theorieën over moderne samenlevingen, die uit angst voor catastrofen waarmee zij niet kunnen omgaan elk risico mijden. Voor Duitsland zit daar veel in. Nergens is de angst voor een terugval naar een allesverwoestend nationalisme zo groot als in Duitsland, dat krampachtig aan de euro vasthoudt. Scheitert der Euro, dann scheitert Europa. Maar tegelijk is er de angst voor inflatie en staatsschulden, waardoor de bondsregering niet echt durft te kiezen voor het instaan voor andere landen via eurobonds en bankunies. De eurocrisis die men vreest, blijft daardoor voortduren, terwijl Duitsland ondertussen tot boeman van Europa uitgroeit. Dat de bondskanselier een vrouw is, valt dan nog mee, al ziet Beck een 'Merkiavelli' aan het werk die een nieuw soort machtspolitiek bedrijft. Door steeds weer te aarzelen en besluiten uit te stellen, houdt Merkel andere eurolanden die inmiddels ten einde raad zijn aan het lijntje.
Hoewel de analyse van Beck treffend is, vraag ik me af of je dan wel van een 'Duits Europa' kunt spreken. Eerder spreekt er onvermogen uit om andere landen naar Duits model te dis
ciplineren. Niet omdat de Duitse economie daarvoor niet sterk genoeg is, maar omdat de Duitse hang naar perfectie en kwaliteitscontrole (opnieuw een vorm van onzekerheidsreductie) voor andere eurolanden te hoog gegrepen is. En je kunt je afvragen hoe lang het Duitse leiderschap kan duren, als het land ook nog van kernenergie (te riskant) afziet. Met haar even berekenende als behoedzame koers, lijkt Merkel zelf al terug te schrikken voor overdreven Duitse machtsambities. Ze koerst op zicht, houdt vast aan het bekende en is niet bereid Duitsland en Europa met grootse visioenen in nieuwe avonturen te storten.
In zijn visie is ook Beck erg Duits. Geen moment komt het bij hem op de Zuid-Europese landen voor hun eigen gebreken verantwoordelijk te stellen, steeds is 'Merkiavelli' de boosdoener en wordt de schuld bij Duitsland gezocht. Alsof het zelfmedelijden van Zuid-Europa geen onderdeel van het europrobleem is en Griekenland, Italië, Spanje, Portugal en Frankrijk in hun recente verleden geen duistere plekken hebben. Uit het oogpunt van democratisch zelfbestuur bepaald geen voorbeelden.
Toch hoopt Beck dat de eurocrisis de basis legt voor een nieuw Europees bewustzijn dat van onderop moet komen, van jonge generaties die de bewegingsvrijheid van het grenzeloze Europa als vanzelfsprekend zijn gaan waarderen. Het idee dat daaraan een eind kan komen, zou tot een nieuwe postnationale identiteit moeten inspireren. Dat klinkt weer angstig en defensief, maar in Duitsland zijn uit de nood der vertwijfeling vaker Europese Gutmenschen voortgekomen. Nu de rest van het Avondland nog.