RecensieDansvoorstelling
Dansvoorstelling The Sea Within laat je niet meer los (vier sterren)
De prachtige opening van het Amsterdamse festival Julidans gaat over de kracht van het collectief. Het kleurige kluitje danseressen als een deinende zeeanemoon: het is een associatie die je niet meer loslaat.
The Sea Within. Door Voetvolk. Concept en choreografie: Lisbeth Gruwez. Muziek en geluidsontwerp: Maarten van Cauwenberghe, Elko Blijweert & Bjorn Eriksson. 17/5, Nouveau théâtre de Montreuil, Parijs. Te zien: 2 en 3/7, Julidans, Amsterdam.
Het is een associatie die je niet meer loslaat. Het kluitje danseressen in kleurige shirts en korte broekjes, midden op het lichtroze tapijt, is net een deinende zeeanemoon. Met tentakels – bovenlijven, armen – die door de stroming alle kanten op wuiven, maar zo organisch, als door één adem gedreven, dat het ‘bloemdier’ toch oogt als één geheel. De kracht van het collectief, dat de eigenheid van het individu niet opvreet: het is meteen ook waar The Sea Within over gaat.
Met deze productie voor tien vrouwen heeft dansfestival Julidans een prachtige opening te pakken. Het is het tiende stuk van Lisbeth Gruwez (40). Met haar bijna maniakaal-explosieve energie en al even bijna maniakaal-perfecte controle daarover, is zij een boegbeeld van de Vlaamse dans. Ze danste bij iconen als Wim Vandekeybus en Sidi Larbi Cherkaoui en was een muze van Jan Fabre; samen maakten zij de veelbesproken solo Quando l’uomo principale è una donna (2004), waarin zij naakt zwiert over een vloer vol olijfolie. Als choreograaf brak ze tussen 2012 en 2016 door met een trilogie over extase, met als insteek de gebaren en woorden van grote redenaars, het lachende lichaam en het lichaam in angst.
In The Sea Within doet Gruwez voor het eerst zelf niet mee. En naast kracht, snelheid en scherpte is er dit keer veel ruimte voor zachtheid, vertraging en golvende lijnen, voor ‘vrouwelijkheid’. Vaak is de dans zelfs ronduit sensueel, waarbij alle dansers hyperalert lijken op het gevoel van huid en aanraking en zachtjes zucht en fluistert. Eerder omschreef Gruwez haar energie als ‘kamikaze en testosteron’. Die heftigheid is nu omgezet in een gelijkmatigere sterkte. Het is niet verwonderlijk dat Gruwez zich, behalve door de danseressen, heeft laten inspireren door de zee: die heeft met zijn eindeloos komen en gaan van golven en getijden eveneens iets egaals en harmonieus.
Het ritme van opstuwen en weer wegvloeien resoneert in geluiden die soms aan een verre branding doen denken, maar ook in de choreografie: het hele stuk is een beweging van lichamen die uiteengerukt worden en weer samenklonteren. Nu eens zie je in de dansers losgeslagen koraal, brokken turquoise, rood, blauw, groen en geel tuimelend door de ruimte, vaak laag bij de grond. Dan weer is er één sculptuur: die ene zeeanemoon. Het mooie aan de formaties is dat ze toevallig en losjes ogen, maar zeer uitgekiend belicht zijn en fijne contouren hebben die verraden dat er uiterst gedetailleerd is gecomponeerd.
Maar Gruwez zou Gruwez niet zijn als er niet ook explosiegevaar is. Vanuit een gebalde energie gaan de tanige, gespierde dames richting climax. Pompen, raggen, rocken, met sprongen richting grond, vorsende blikken en kwade tongen die ze ver uitsteken. Is dit de gewelddadige kant van de natuur, zijn dit de sirenen, de halfgodinnen uit de Griekse mythologie die zeelui vermoorden met hun verleidelijke gezang? Toch gaat ook deze brullende vloedgolf voorbij. Wat rest is een meditatief slot met draaien om de eigen as, een verwijzing naar Penelope (2017), de vooralsnog laatste solo die Gruwez voor zichzelf maakte.