DAN MAAR UITGEVER

De grote baas Theo Bouwman (62) neemt deze week afscheid als bestuursvoorzitter van PCM Uitgevers. Idealist. Uyliaan. Bladenman. ‘We keren ons af van de wereld, dat is het probleem.’ Door Frank van Zijl..

Over het sterfbed van vader: ‘Tot zijn 50ste las hij alleen detectives. Ik heb hem uit Reve voorgelezen.’

Over het sterfbed van moeder: ‘We hebben gebeden. Zij begon zich oude dromen te herinneren. Een ervan was dat ik aartsbisschop, of wellicht zelfs paus zou worden. Dat kwam in haar terug: “Theo, paus.” Het was haar geluksbeleving. Heel confronterend.’

Over zichzelf en de dood: ‘Natuurlijk kan ik vandaag of morgen iets krijgen. Ik weet niet wat* Een klap in mijn kop, in één keer weg. Eigenlijk best mooi*’

‘We go a long way back’, zegt de scheidend PCM-bestuursvoorzitter Theo Bouwman (62). De eerste ontmoeting stamt uit 1984. Een koude 21ste november op de Keizersgracht in Amsterdam. Bouwman, directeur van Weekbladpers, uitgever van onder meer Vrij Nederland en de Haagse Post, keert tegen middernacht, na een dag vol hoogspanning en cafébezoek met een paar HP-redacteuren terug ten burele van het ‘blaadje’.

Hij hoeft maar één vraag te beantwoorden: of het klopt dat de Haagse Post deze dag om zeep is geholpen. ‘Zonder veel kracht van argumenten’, noteren twee jaar later de HP-chroniqueurs Gijs van de Westelaken en Daan Dijksman in het eigen blad, ‘hielden we het op de zoveelste commissarissenvergadering en op de jaren-negentigdiscussie’.

Het verleden maakt dat in een etablissement aan het Amsterdamse Kadijksplein geen overdreven formaliteit in acht wordt genomen. Bouwman herinnert zich onze eerste ontmoeting nog goed, alsook zijn leugentje om bestwil. Nu, meer dan twintig jaar later, gaat hij met pensioen. En praat hij over zijn bewogen uitgeversbestaan.

De Weekbladpers was, nee, ís de grote liefde van Theo Bouwman. Hij kwam er in 1979, na een bliksemcarrière bij een Arnhems textielbedrijf (op zijn 15de jongste bediende, op zijn 29ste directeur). Op zijn 34ste vervulde hij zijn op één na grootste droom: uitgever worden.

Het kostte hem zijn huwelijk met zijn jeugdliefde, een meisje van wie hij reeds op zijn 9de wist dat hij haar ging trouwen. ‘Ik huwde toen ik 21 was. Na vele omzwervingen overigens. Het heeft iets moois om voorbestemd te zijn.’

Amsterdam trok, aan hem alleen. ‘Het gaf het laatste zetje aan mijn huwelijk, dat al niet goed was, omdat ik voor veel minder geld bij de Weekbladpers ging werken. Ik was in de positie dat ik rijk zou kunnen worden. Dat heb ik verworpen.’ Huwelijk foetsie, alsook zijn brede relatiekring. Die bouwde hij af om groots en meeslepend te leven.

Over de pijn: ‘Ik neem de omstandigheden zoals ze zijn.’ Over de juistheid van zijn keuze: ‘Mijn persoonlijke leven wordt er beter van als ik ergens in geloof.’ Over zijn idealisme: ‘Veel heviger dan toen, is het daarna niet meer geworden.’

Theo Bouwman is een Bourgondiër van de heftige soort. Van eenvoudige komaf. In de jaren tachtig een jonge god die bij de dames in de grachtengordel zijn eruditie tentoonspreidde. Want belezen is hij sinds zijn prille jeugd.

Hij is getekend door de dood van zijn eerste en enige kind, Gilles, 2 jaar oud, uit zijn tweede huwelijk, met Rosalien – van de Weekbladpers. Wie er met hem over praat, betreedt platgetreden paden. Hij is er in talloze interviews naar gevraagd. Maar zijn gevoel spreekt uit één zin: ‘De dood van Gilles is een wond die nooit meer dichtgaat.’ Zo overziet hij het slagveld van zijn leven.

Sinds veertien jaar heeft hij een aangenomen zoon. Dursun, inmiddels 23, is in Nederland geboren uit Turkse ouders en is aankomend popmuzikant.

Hij is een man zonder uitgebreide vriendenkring (‘Ik lees liever een goed boek’), maar nationaal en internationaal gezien in de wereld van finance en gedrukt papier. Theo Bouwman ademt journalistiek. 47 Jaar gewerkt, als een beest, twaalf uur per dag. En nooit versagen.

Na de kleine Weekbladpers werd zijn carrière alleen maar groter. Hij maakte de voor menigeen verrassende overstap naar de VNU, waar hij 250 titels onder beheer kreeg. Van Libelle tot Panorama. Hij werd er niet binnengetakeld door de toenmalige baas Joep Brentjes (‘Ik denk dat hij mij toen nog een rooie hond vond’), maar door zijn kroonprins Rob van den Bergh, de bestuursvoorzitter die onlangs in de VS strijdend ten onder ging.

In 2001 verhuisde Bouwman met de tijdschriftendivisie naar het Finse Sanoma. Daar bouwde hij het bladenimperium uit naar negen landen. Om in 2002 – uit een soort ‘maatschappelijk plichtsbesef’ – het roer in handen te nemen bij PCM uitgevers.

Hij maakte er de verzelfstandiging van Het Parool mee, door zijn voorganger in gang gezet, en haalde met het Britse Apax de private equity in huis. In de magere jaren van het concern was Bouwman noodgedwongen saneerder. Zijn betrokkenheid is er niet minder om. PCM hoopt hem volgend jaar als pensionado te verwelkomen in de raad van commissarissen.

Sinds de komst van uw opvolger, oud-Telfortdirecteur Ton aan de Stegge, staan er twee Jaguars op het terrein van PCM. Gaat het dan goed of slecht met het bedrijf?

‘Ha! Ja, een kleintje en een grote, hè. Heeft niks met PCM te maken. Je krijgt als lid van de raad van bestuur een bepaalde autovergoeding. Vervolgens mag je het zelf weten. En als onze zorgen de autokosten worden, zijn we pas echt in de problemen.’

Toch zit het niet lekker. Aan de Stegge rijdt privé nog een Aston Martin. Een van uw voorgangers, Max de Jong, kwam met een Ferrari aan. Het huis was te klein.

‘Ik vind dat je dat bij dit bedrijf niet moet doen. Als je van anderen soberheid verwacht, gaat het er niet om wat je jezelf kunt permitteren, dan moet je daarmee rekening houden.’

Zelf hebt u niks met geld?

‘Niks is overdreven. Het betekent afwezigheid van armoede. Maar ik ben niet van etalages.’

PCM boekte afgelopen jaar miljoenen af aan vertrekpremies voor ex-bestuurders. Kan dat?

‘In 2001 was er een crisis tussen het bestuur van PCM en de aandeelhouders. Toen zijn er beschermingsconstructies gebouwd, waarvoor ik geen bewondering heb. Zelf heb ik nog nooit zo’n contract gehad. Wil ik ook niet, dat is niet mijn stijl. Het is niet passend en ik vond het niet leuk dat ik het moest executeren. Maar je houden aan een contract is ook heel belangrijk.’

Wie is uw journalistieke boegbeeld?

‘Dan kun je maar het beste een dooie nemen, eh*’

Waarom?

‘Goed, Rinus Ferdinandusse. Op zijn onnadrukkelijke manier heeft hij in de jaren zestig en zeventig zijn stempel gedrukt op de vaderlandse journalistiek.’

Jonge lezers kennen de man niet.

‘Weet ik. Hij is nog springlevend overigens. Ik eet nog wel eens met hem. Een van de toekomstplannen is samen de geschiedenis van Vrij Nederland te boek stellen. Daartoe hebben wij het plan opgevat ons een weekeinde op Schiermonnikoog terug te trekken. Bij hotel Van der Werf komen de goede ideeën vanzelf.’

U hebt nooit dichter op journalisten gezeten dan in die periode. Rinus Ferdinandusse, Joop van Tijn, John Jansen van Galen, Henk Hofland, ‘Boebie’ Brugsma*

‘Cisca Dresselhuys niet te vergeten.’

Waarom moest en zou u uitgever zijn?

‘Ik wilde eigenlijk schrijver worden. Maar na De Avonden dacht ik: Reve heeft alle gras weggemaaid, ik word uitgever. Op je 14de ben je absoluut in die dingen. Ik was toen al drie keer van school getrapt, dus zo’n carrière lag niet voor de hand. Toch heb ik het nooit losgelaten en uiteindelijk lukte het.’

Hoe herinnert u zich Weekbladpers?

‘Als een bedrijf dat niet alleen journalistiek mooie dingen maakte, maar ook nog eens zeventig jaar idealisme vertegenwoordigde: werknemerszelfbestuur.’

Moeten we naar terug.

‘Belachelijk. Nooit meer! Op een zeker moment wordt groepsegoïsme belangrijker dan het belang van de onderneming, of het belang van de titel zelfs.

‘Ik lees weleens memoires. Igor Cornelisse met Raamgracht 4, die beweert dat hij zo’n beetje de productiefste journalist was die wij bij VN kenden. Quod non, ik hield die lijstjes toen persoonlijk bij. Die man schreef vijf of zes stukken per jaar. Daar kreeg hij ook nog een redelijk salaris voor. En dan ook nog stukken die naar eigen keuze waren ingevuld... VN ging ten onder aan het beschermen van gevestigde posities.’

U was ook directeur van de roemruchte Haagse Post.

‘Maar ook daar had je dat jaren-zeventiggevoel. Toen ik moest ingrijpen, kreeg ik te maken met mensen die 70 procent werkten. Iets wat in de journalistiek helemaal niet kan. Ik denk aan de tegenwoordige goeroe van de Nederlandse journalistiek, Leon de Wolff, die deed het parttime. Nou ja, wat een onzin allemaal! Waar ben je dan mee bezig?’

Van VN naar Libelle, dat wekte scheve ogen indertijd. Waarom VNU?

‘Ik was bijna vijftig. De verzuring dreigde.’

Daar ging ‘linkse Theo’.

‘Ja, ik ben heel links geweest. Ik ben nog wel links*’

Braaf links.

‘Helemaal niet. Ik ben minder braaf dan de grootste linkse partij. Maar ik heb nooit gedacht dat je de krant later mocht bezorgen, omdat je links bent.’

U kickt op ‘service levels’?

‘Ja. Lekker levelen. Haha. De lol is dingen goed te doen.’

Uw transfer naar PCM is u door Sanoma niet in dank afgenomen. Zij kochten de tijdschriften met Theo Bouwman erbij.

‘Ik heb daarmee mensen verdriet gedaan. Dat spijt me. Mijn vertrek was voor de Finnen heel lullig. De relatie is nooit meer hartelijk geworden. En dat begrijp ik ook wel.’

Als u nog een keer in uw leven een blad zou mogen maken, hoe zou dat er dan uitzien?

‘Er zijn al te veel blaadjes. Ik zou nog wel een Tirade van eind jaren zestig willen maken. Jacques de Kadt, Gerard Reve, de verschrikkelijk grote Aad Nuis, Hugo Brandt Corstius, Renate Rubinstein. Nee, je weet dat het commercieel nooit kan. Blaadjes maken alleen maar omdat het leuk is, is bullshit.’

Theo en Rinus, samen in een garage*

‘Nee, nee, nee. We hebben weleens gedacht over het redden van De Groene. Rinus had daar nog scherpere opvattingen over. ‘‘Als er maar dertienduizend mensen zijn die dat wekelijks willen kopen, dan is ’t het niet waard om uitgegeven te worden.’’

Wat gaat u wel doen?

‘Wandelen.’

Op wat voor schoenen?

‘Dat is afhankelijk van de ondergrond. Ik heb drie jaar geleden nog de Vierdaagse gelopen. Dat ze niet kunnen zeggen: hij heeft het altijd over wandelen, maar doet ie het ook? Niet dat ik het ooit nog eens zou willen doen, met al die mensen en al die hoempamuziek. Maar ik heb wel een medaille!’

That’s all?

‘Nee, maar ik heb er nog onvoldoende over nagedacht. Ik word voorzitter van de Raad voor de Journalistiek...’

Gefeliciteerd.

‘Dankjewel. Het is niet helemaal naar vol genoegen, want het is een hoop gezeik. Iedereen belijdt met de mond dat het belangrijk is dat de pers aan zelfregulering doet en er dus geen wetgeving nodig is. Maar verder wil niemand er veel mee te maken hebben. En dan zijn er ook nog die vinden dat de rechter maar een oordeel moet vellen als mensen zich in hun privacy geschaad voelen, omdat iemand denkt alles te kunnen opschrijven. De Elseviers van deze wereld, met die geborneerdheid. Alsof je je met een middeninkomen zomaar veertigduizend euro advocatenkosten kunt permitteren.’

Het enige succesvolle opinieweekblad overigens, Elsevier.

‘Ik vind het helemaal niks. Succes is zo betrekkelijk. Als wij elke zaterdag nog 350 duizend Volkskranten verkopen, dan vinden we dat bij PCM te weinig. Dan is de situatie érnstig. Er worden elke week 140 duizend Elseviers verkocht. Dat vinden wij dan een groot succes. What happened to us? Dan is er iets verkeerds met je zelfbeeld.

‘Elsevier, ik vind het een alibi. We keren ons af van de wereld, dat is het probleem. We doen alles binnenshuis, we hebben het druk met ons werk en onze kinderen. En als je dan nog een beetje verantwoordelijkheidsgevoel hebt ten opzichte van je eigen informatieplicht, roep je: ‘‘Wat er in de krant staat, weet ik al. Ik heb een opinieblad, Elsevier.’’ Dan weet je dus nog steeds helemaal niks. Behalve dat Querine van Heitegem met ene Maarten Hoonk is getrouwd, beiden 31. Dat zijn de journalistieke vernieuwingen van Elsevier in de laatste jaren.’

Hier spreekt de oude baas van Vrij Nederland. Elsevier is de rechtse vijand.

‘Nee, ik heb het helemaal niet over een vijand. Het gaat me om zo’n blad. Goed, die dooien-rubriek is goed gedaan. Daar heb ik het bij de Volkskrant al twee jaar over. En wat krijg ik dan? Peter Brusse op zaterdag. Alsof we een weekblad zijn. Zo’n stuk moet je elke dag hebben, naast de overlijdensadvertenties! Dan krijg je er daar ook meer van. Lees de Engelse kranten: The Guardian, The Daily Telegraph. Die doen het iedere dag. Verhalen over gewone mensen, die wil iedereen lezen. Dat hoort bij een krant.’

De beste journalistiek komt uit Engeland?

‘Nee, Amerika, lijkt mij. De columnistiek. In Europa en vooral in Nederland zijn columnisten bezig met het amuseren van lezers. Maar nieuwscolumns, William Safire, Thomas Friedman, er zijn er een aantal, die zie je hier nauwelijks.’

Wat vindt u van de politieke journalistiek in Nederland?

‘Lui. Op dit moment is die lui, anekdotisch. Te weinig aandacht voor structuren. Dat hijgerige, dat wij-hebben-iets-het-eerst. Er is niemand die daarvoor een krant koopt. Dat nieuws is in drie minuten weg.’

U zou hoofdredacteur moeten worden.

‘Ik ben 62! Hou op. Ik zou het zeker kunnen. Maar dan had ik daar in een andere context eerder mee moeten beginnen.’

Heeft u strategische fouten gemaakt bij PCM?

‘Natuurlijk. Maar er schiet me nu even niets te binnen. Dat is geen arrogantie.’

Hoe ziet u de toekomst van PCM?

‘Waar het naartoe moet, is onzeker. Geen enkele traditionele mediauitgever in de wereld heeft nog een goed antwoord op alles wat om ons heen gebeurt: gratis dagbladen, internet, radio en tv. Dat heeft alles te maken met prijsvorming. Maar als we denken dat hoogwaardige informatie voor bijna niks gegenereerd kan worden, zijn we volstrekt verkeerd bezig. Ik heb al jaren het adagium: alles wat gratis is, verloedert.’

Waar geeft u uw geld aan uit?

‘Ik heb twee huizen die niet goedkoop zijn. En ik koop boeken en soms wat kunst. Maar daaraan gaat mijn geld niet op. Vroeger kwam ik altijd wat te kort, nu houd ik altijd wat over.’

Bent u lid van een politieke partij?

‘Nee. Al jaren niet meer. Als je in uitgesproken media zit, bewaar je afstand. Maar als ik dan toch moet kiezen: mainstream, links van het midden. Ik geloof niet in het Osse socialisme. Dat leidt toch tot gedachtepolitie en dat is zo’n beetje het minste waar ik van ben.’

Wat is uw getuigenis?

‘Ik geloof meer in Den Uyl dan in Bos.’

Een ware Uyliaan?

‘Jazeker. Omdat hij meer had gelezen dan zijn opvolgers. Hij kon mensen begeesteren. Den Uyl was bovendien een pragmaticus, dat vergeten we nog weleens.’

Hoe erg is het dat een mens niet belezen is?

‘Dat is heel erg. Zonder historisch perspectief maak je fouten. Als ik vanavond thuiskom, weet ik zeker dat mijn vrouw de laatste dertig bladzijden aan het lezen is van The Sea van John Banville. Een prachtboek! Dat delen wij samen. Dat hebben jongeren niet.

‘Ik werk me de kolere, maar heb altijd tijd om te lezen. Als ik op het toilet zit, vlak voor ik in slaap val, als ik opsta. Steeds dertig, veertig bladzijden. En in het weekeinde nog een boek erbij. Twee boeken per week is ongeveer het minimum. Dat heb ik nodig. Anders loop ik leeg. Net zoals wanneer ik niet rook en niet drink. Dan word ik vlak.’

Waarom is uw vrouw de ideale?

‘Waarschijnlijk, omdat ze lichamelijk het beste bij me paste.’

De liefde bedrijven, veel drinken, nog meer roken*

‘Zeker!’

U was ooit misdienaar. Wat heeft u nog met het geloof?

‘Ik heb op het sterfbed van mijn moeder veel met haar gebeden, terwijl ik helemaal niet meer in bidden geloof. Zij werd daar heel rustig van. Zo kwam ik met haar op een level van understanding. Zij begon zich haar oude dromen te herinneren.

‘Op haar uitvaartmis heb ik in de voorbede alle overleden familieleden van vaders en van moeders kant genoemd. Opdat hun namen niet vergeten worden. Na afloop kwamen er mensen naar me toe, die zeiden: ‘‘Jij bent hypocriet bezig, jij gelooft helemaal niet.’’

‘Ik heb verschrikkelijk met dat geloof geworsteld, want ik ben in principe een religieus persoon. Ik ben geen eenvoudige afvallige, het heeft niets te maken met de benauwdheid van Wolkers en ’t Hart. Maar ik vind dat God, als je gelooft dat hij almachtig is, zich zou moeten schamen voor het feit dat onschuldige kinderen sterven.’

Zoals voor de dood van Gilles.

‘Nee, dit gaat verder terug. Het heeft niks met mijn persoonlijk lot te maken. Op mijn 17de las ik Camus, die zei: ‘‘Als kinderen moeten lijden, is het voor God beter als hij niet bestaat.’’ Sindsdien ben ik het met Camus eens. Hoe kun je het leven zin geven, zonder dat je daarin een metafysische blik hebt? Er is leegte. En er zijn auteurs die ons dat duidelijk kunnen maken. Ach, het is zeer de vraag of mijn opvatting over het geloof mensen helpt. Mijn vrouw heeft dan zoiets van: ‘‘Donder op, Theo Bouwman.’’ Al heeft zij natuurlijk hetzelfde probleem.’

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden