DagboekAndré Gide
Dagboekfragment: Caïro is een onmetelijk grote stad
Caïro, 1 februari 1939
Sigaretten zijn hier een stuk duurder dan in Frankrijk. Dat is tot op heden mijn grootste verrassing. Ik dacht hier alle Egyptische merken voor een habbekrats te vinden, maar men vertelt me dat ze hier alleen vervaardigd worden van tabakssoorten uit Griekenland en Turkije, waarvoor bij invoer in Egypte enorm veel accijns betaald moet worden.
Het kaartje naar Luxor gaat me vierhonderdzestig piaster kosten. Als ik minder ‘bekend’ was zou ik tweedeklas kunnen reizen, maar dat zou een te slechte indruk maken.
Alles riekt hier naar onbeschaamde rijkdom van enkelen en buitensporige armoede van de rest. Het dagloon van de fellah bedraagt in de hele Nijlvallei tweeënhalve piaster, hoor ik. Het hoeft niet te verbazen dat het zoeken naar een goede baan nog steeds de belangrijkste zorg is van de jeugd.
Ik begrijp ook dat de heer Nahmann, die aanbood mijn onkosten te vergoeden in ruil voor lezingen, zonder al te veel aandringen accepteert dat ik afzeg.
2 februari
Louis Massignon (Franse kenner van de islam, red.) is me met de auto komen afhalen en heeft me meegenomen naar het klooster boven de stad. In de verte, in een glinsterend licht, kon je de piramiden zien. De rommelige stadsgeluiden drongen tot ons door. De onmetelijkheid van Caïro strekte zich aan onze voeten uit in een soort harmonieuze chaos.
André Gide (1869-1951), Franse schrijver. Ingekort fragment uit Het innerlijk blauw – Een keuze uit het dagboek 1918-1939. Vertaling Mirjam de Veth. De Arbeiderspers, 2006.