Dagboek van een poes
ONBEGREPEN POEZENZIEL
Poef leeft samen met Bril en Rok, die haar talenten niet altijd op de juiste waarde schatten, bijvoorbeeld als ze het meubilair verkiest boven de krabpaal.
Na lezing van Dagboek van een poes, geschreven door Poef en bezorgd door Remco Campert, moest ik aan Black Jack denken. Jack trad in 1908 in dienst als muizenvanger op de krantenleeszaal van de British Museum Library. Ze kweet zich daar naar tevredenheid van haar taak (behalve muizen vangen vooral slapen op kranten ter vermaak van de bezoekers), maar had de pech gedurende een weekeinde opgesloten te raken. Jack heeft toen haar nagels gezet in menige krantenlegger en boekband, verliet het pand first thing op maandagmorgen, maar kwam maanden later toch terug; met een jonkie, Mike, die twintig jaar lang hulpportier is geweest.
Ook Poef is een begenadigd vanger van muizen, vliegjes en vogels, heeft de gave ingesloten te raken, en prefereert meubilair boven de krabpaal. Het zijn talenten die - ook dat wordt duidelijk in dit openhartige dagboek - niet altijd op hun juiste waarde worden geschat door wat Poef de 'tweebenigen' noemt, in dit geval haar huisgenoten Bril en Rok. 'Tweebenigen', luidt de conclusie, 'tonen soms weinig begrip voor wat er in een poes omgaat.' Poef benadert zulke pijnlijke momenten in haar leven met een hoge mate van gedistingeerde vergevingsgezindheid.
Zelfs als Rok het k-woord gebruikt, blijft Poef waardig: 'het telt twee lettergrepen, die beide met een k beginnen.' Haar onbegrepen voorkeur voor meubilair boven de krabpaal wordt door Poef ontwapenend verklaard: 'Je kunt de resultaten zien van je arbeid.' En net als Jack en eigenlijk veel andere leden van 'de familie der katachtigen, de orde der roofdieren' - zoals Bril het noemt ('Dikke woorden' volgens Poef) - heeft ze een hoge arbeidsmoraal. Na een korte, heldere analyse van het verschil tussen suffen en werken besluit ze dit miniatuuressay vol wijsheid: 'Als daarentegen slapen werk is, maak ik overuren.'
Dagboek van een poes verschijnt onder een motto dat ontleend is aan een van de beroemdste poesboeken van een tweebenige: Les Chats, van Champfleury. Het is de vraag 'A quoi pense l'animal qui pense?' - Waaraan denkt het dier dat denkt? Poef geeft op elke pagina het antwoord.
Ook waar die raadselachtige vorm van rock 'n' roll ter sprake komt die zich pleegt te manifesteren in het op volle snelheid door het huis sprinten, met een dubbele schroef over het bankstel springen, en in gestrekte nagelstand in de gordijnen finishen: 'Ik weet niet wat me op zulke momenten bezielt (...) Mijn hart bonkt, mijn geest is leeg, ik ben een en al spier en snelheid.'
Het geeft geen pas hier te onthullen hoe Poes haar levensverhaal-tot-nu-toe eindigt. Vooral het slot deed me echter terugdenken aan Jack. En aan Mike. Hopelijk zal Poef het ons vergunnen te gelegener tijd ook het vervolg te lezen.