PostuumHans Kox (1930-2019)

Componist Hans Kox (1930-2019): eenzaam, door stille strijd gelouterd gevoelsmens

Hij kroop al componerend in de huid van voorgangers als Bartók, liet zich inspireren door popheld Frank Zappa en citeerde vrijelijk Schumann. Hij schreef microtonaal vioolwerk, kon een operette-ouverture uit een klavier hengsten, strooide af en toe met tegendraadse klankblokken, en sprak, toen hem eindelijk een artistiek credo werd ontlokt: ‘Ik heb Bach, Mozart en Bruckner hard nodig, ik ben nog steeds op zoek naar wat hén heeft bewogen.’

Roland de Beer
Hans Cox in 1995. Beeld HollandseHoogte
Hans Cox in 1995.Beeld HollandseHoogte

De vraag is of de Nederlander Hans Kox het antwoord ooit gevonden heeft. Hij werd 88. Maandag is hij gestorven, met achterlating van een groot oeuvre aan orkestwerk, cantates, kamermuziek en opera’s.

Tot in de herfst van zijn bestaan vond Kox vurige pleitbezorgers als de dirigent Jaap van Zweden. Zelf koesterde Kox halverwege zijn loopbaan de overtuiging dat hij ‘beter door de grond kon zakken’. Het scharnierpunt van zijn levensverhaal lag in 1974, toen zijn opera Dorian Gray in première ging – en werd afgefakkeld.

In NRC Handelsblad las Kox dat het stuk een ‘gaapverwekkende afknapper’ was geworden, terwijl de Volkskrant gewaagde van een werk waarin de hoofdfiguur ‘op zijn eigen vervelende bek’ was gevallen. De componist ervoer het als een gecombineerde actie tot beschadiging, zei een nieuwe baan op nog voor die was begonnen (Kox zou artistiek leider zijn geworden van het Concertgebouworkest), en beschouwde zich voor het leven gefnuikt vanuit links-avantgardistische hoek.

Lang niet alle kritieken waren slecht, en zelfs Verdi en Wagner hebben hun opera-eerstelingen minder vaak in reprise zien gaan dan Kox zijn Dorian Gray. Maar de pijn paste bij de rol van de eenzame, door stille strijd gelouterde gevoelsmens waar Kox zich in thuis voelde. Ironie was niet aan hem besteed.

Kox, geboren in 1930 in Arnhem, zag tijdens de oorlog zijn stad in puin vallen, een ervaring die diep op hem inwerkte. Na de bevrijding studeerde hij compositie bij Henk Badings en piano bij Jaap Spaanderman. Het ging snel: een debuut in de Gaudeamus Muziekweek van 1953 werd drie jaar later gevolgd door een eerste opdracht van het Concertgebouworkest. Stijlen en technieken van ‘traditionalisten’ en ‘avant-gardisten’ begonnen in die jaren sterk uiteen te lopen.

Kox was een eclecticus. Multi-stilistiek diende tot onderstreping van multi-emoties, ook in herdenkingswerken op bijbel- en Hitlerteksten als Sjoah en de Anne Frank-cantate A Child of Light, stukken met ‘grote expressie’ die sterk uiteenlopende respons uitlokten. In de laatste decennia zag hij de nieuwe muziek om hem heen ook steeds eclectischer worden. Van de weeromstuit ontwikkelde hij een superbe raffinement in het kleine, geconcentreerde gebaar, zoals in het toepasselijk getitelde kamermuziekwerk The Silent Cry. Een Zesde symfonie en de opera Das grüne Gesicht wachten nog op uitvoering.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden