Boekrecensie

Claudio Magris’ verhalen over Patagonië lijken de non-fictie te ontstijgen ★★★★☆

De Italiaanse schrijver Claudio Magris haalt drie excentrieke Europeanen uit de vergetelheid die in Patagonië een nieuw thuis zochten. In blinkende zinnen weidt hij uit over zaken als ijs, licht en afkomst.

Nell Westerlaken
Claudio Magris Beeld Getty
Claudio MagrisBeeld Getty

Is je vaderland de plaats waar je ouders zijn begraven of je kinderen geboren? Het is de plek, schrijft Claudio Magris (83), ‘die als een thuis voelt in het leven en waar de kleuren, landschappen en windstromen de vertrouwde muziek van het bestaan vormen’.

In zijn non-fictieboek Zuiderkruis haalt de Italiaanse auteur en filosoof drie excentrieke Europeanen uit de coulissen die eind 19de, begin 20ste eeuw in Patagonië een nieuw vaderland zochten. Hun levensverhalen raakten hecht verweven met die ijskoude, meedogenloze wereld. Patagonië, ‘de leegte van het leven zelf’, was indertijd het gruwelijke jachtterrein van handelsmaatschappijen, grondbezitters en gewetenloze fortuinjagers, waar indianen per dorp werden afgeslacht.

Kleine helden

De drie protagonisten van Magris onttrekken zich aan deze dodelijke bonanza door hun humanitaire werken, ze zijn kleine helden in de geschiedenis, uitzonderingen. Hoewel ze echt hebben bestaan, lijken ze de non-fictie te ontstijgen door een wonderlijke levenswandel.

De Sloveense technicus en avonturier Janez Benigar bouwt in afzondering een gelukkig gezinsleven op tussen de inheemse Araucaniërs. De Europeaan in hem ontvouwt theoriëen over de bestuurlijke en logistieke inrichting van het land alsook over een rechtvaardiger samenleving gebaseerd op klein eigendom.

Als Araucaan ontwikkelt hij zich tot antropoloog en duikt hij diep in de Araucaanse taal, die zich in een ontwikkelingsstadium bevindt ‘waar wij in voorbije tijden ook doorheen zijn gegaan’. ‘Die taal bestuderen’, schrijft Magris, ‘beheersen, liefhebben, geeft een sleutel in handen om vele vragen van onze Geschiedenis te kunnen beantwoorden.’

De paradijsvogel onder Magris’ migranten is de Franse advocaat Orélie-Antoine de Tounens. Deze aristocraat benoemt zichzelf in 1860 tot monarch van het niet-bestaande koninkrijk Araucanië en Patagonië. Hij kleedt zijn fantoomstaat aan met ambassades en ridderordes, een vlag en een gedetailleerde grondwet: ‘een surrealistisch of dadaïstisch meesterwerk’.

Ondanks deze idiote pathetiek – door Magris zonder ironie beschreven – neemt de ‘koning’ het leed van de met uitroeiing bedreigde indianen serieus. Dat hij in een cel en in een gekkenhuis belandt (en daarna weer doorgaat met zijn missie), heeft niet verhinderd dat hij nog altijd wordt herdacht in Patagonië. Hoe lachwekkend ook, ‘zijn uitdaging doorboort, als in een duel, het botte en wrede harnas van de zogenaamde werkelijkheid’. Dat was de werkelijkheid van witte kolonisten – mede dankzij de Franse operettekoning werd ook het dramatische lot van de indianen wereldkundig.

Onverwoestbare levenslust

Evenmin als de Sloveen en de Fransman is de Italiaanse zuster Angela Vallese naar Patagonië gekomen om ‘te bespieden, veroveren en overheersen’. De inheemse Ona in Vuurland zien de in habijt geklede non aan voor een grote pinguïn. Eenmaal bekeerd zullen ze in hun gebeden de hemelse Vader vervangen door Onze Moeder. ‘Ze probeert hun de geur van wierook te besparen, omdat ze snapt dat die zoiets is als de lucht van bedorven walvisolie voor haar en haar medezusters.’

Gezegend met een even praktische als onverwoestbare levenslust leert Angela de Ona niet alleen gebeden maar ook eigenschappen om stand te houden in de rauwe werkelijkheid. De inheemse volkeren, meent ze, ‘moeten beschouwd worden als gelijkwaardig aan de witte beschavingsbrengers, niet ‘gelijk’ aan hen worden gemaakt’.

De drie menslievende, uit de vergetelheid geplukte migranten zijn de sterren van Zuiderkruis. Maar Magris leidt zijn lezers via labyrintische omwegen ook langs grootheden uit de wetenschap en literatuur die zich ontfermden over dit wilde Zuiden. Dit vertoon van eruditie – in Magris’ werk eerder regel dan uitzondering – dient een doel. De Chinese glacioloog Xie Zichu en de Amerikaanse horrorschrijver H.P. Lovecraft zijn even onontkoombaar voor het duiden van Patagonië als Darwin en Chatwin.

Blinkende zinnen

In blinkende zinnen die soms een hele wereld omvatten, geeft de auteur metafysische, vaak speelse uitweidingen over zaken als ijs en licht, over Gondwana en Antarctica. De ijslagen van het koudste continent bekijkt hij als ‘kosmische archieven’; hoe dieper je gaat, hoe meer je naar beneden wordt getrokken naar nog diepere diepten, naar ouder ijs en oudere verhalen.

Op dezelfde manier neemt hij eerder in het boek het begrip ‘afkomst’ onder de loep – afkomst, vooral etnische, als voorwendsel voor superioriteit. Achter elke afkomst, betoogt hij, ligt een oudere afkomst: autochtonen komen tenslotte ook ergens vandaan. De verhalen van de Sloveen, de Fransman en de Italiaanse versmolten met hun nieuwe vaderland. ‘De echte vraag’, schrijft Magris, ‘is niet waar je vandaan komt, maar waar je naartoe gaat.’

Claudio Magris: Zuiderkruis. Uit het Italiaans vertaald door Linda Pennings. De Bezige Bij; 154 pagina’s; € 22,99.

null Beeld De Bezige Bij
Beeld De Bezige Bij

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden