BeschouwingMisdaadfictie
Charles den Tex over misdaad in fictie: in het echt is het altijd erger
Overdrijft de schrijver van het spannende boek? Nou nee, zegt Charles den Tex, misdaadauteur en organisator van de Gouden Strop, de prijs die woensdag weer wordt uitgereikt. Hij zwakt de werkelijkheid juist af om geloofwaardig te blijven.
Het is een misverstand dat misdaad in fictie vaak wordt overdreven, dat gewelddaden extra vet worden aangezet om de lezers te plezieren. Bloedstollend! Gruwelijk! Angstaanjagend! Dat soort omschrijvingen wordt graag gebruikt. Er wordt zelfs onderzoek gedaan naar de invloed van boeken, films, tv-series en games op het gedrag van lezers, kijkers en spelers. Een eensluidend antwoord komt er niet, maar het vermoeden dat de fictie mensen tot echte wandaden kan aanzetten blijft. Die gedachte strookt niet met de ervaring van schrijvers, zij weten dat het eerder andersom is.
Het begon al bij mijn eerste spannende boek, Dump (1995). Een corporate thriller, heette dat toen. Het ging over fraude en over de gekkigheid die plaatsvindt in het grote bedrijfsleven. Niet verwonderlijk, want ik was destijds managementadviseur en had een aardig beeld van hoe het er in die bedrijven aan toeging. En ik wist al snel dat ik de werkelijkheid in mijn verhaal wat moest afzwakken, omdat de lezer het anders niet zou geloven. Een voorbeeld.
Tijdens een vergadering van de raad van bestuur van een groot bedrijf wond een van de leden zich op over secundaire arbeidsvoorwaarden voor de medewerkers. ‘Aai-instrumenten’, noemde hij die, en daar waren er te veel van. Aai-instrumenten leidden tot verwende mensen die niet hard genoeg werkten, vond hij. Midden in een verhitte discussie stond hij op en riep: ‘We hebben geen aai-instrumenten nodig maar TRAP-instrumenten’. Middelen om zijn medewerkers mee te kunnen straffen, om ze een trap mee te verkopen, dat bedoelde hij. Ik was toen bezig met mijn eerste thriller en schreef zijn uitbarsting onmiddellijk op. Een juweeltje.
Eenmaal thuisgekomen, met de uitspraak van de directeur op het beeldscherm van mijn computer, besefte ik dat ik hem niet kon gebruiken. Lezers zouden denken dat ik niet wist waar ik het over had, want niemand gelooft dat iemand die carrière maakt tot in de raad van bestuur van een grote onderneming zo dom kan zijn. Dus maakte ik mijn directeur iets minder dom, zodat het geloofwaardig bleef, want dat is voor een (spannend) boek belangrijk. Ik schermde de lezer af voor het ergste, en in dit geval ging het niet eens over iets misdadigs.
Gewetenloosheid
Bij vrijwel al mijn boeken loop ik tegen hetzelfde op. De gewetenloosheid van de handel in chemisch afval, de verbijsterende wreedheid in de vrouwenhandel, de absurditeit bij identiteitsdiefstal, de gruwelen en martelingen op black sites. Steeds is het in het echt erger dan wat ik opschrijf. Karin Slaughter, een schrijver die gruweldaden niet uit de weg gaat, zegt hetzelfde. De wreedheden die in echte misdaden worden begaan moet ze soms afzwakken, omdat het anders niet meer geloofwaardig is.
Waardoor komt dat? Waarin zit het verschil? Wat maakt het uit of je een paar ledematen afhakt of een heel lichaam door de molen haalt? Wat maakt het uit of je een vrouw opsluit en verkracht of dat je haar slaat en schopt? Wat maakt het uit of je een paar ton gemeenschapsgeld achterover drukt of 10 miljoen? Natuurlijk maakt het uit, maar waarom moet je er in een boek mee oppassen?
Het verschil zit hem niet in de afzonderlijke daden – hoewel sommige daden bijna onvoorstelbaar zijn. Het verschil zit hem in het verhaal. In een spannend boek wordt de ergste misdaad ingebed in een verhaal, in een plot, in een nette drie-aktenstructuur, met een dader die niet zomaar iets doet, want daar heb je niets aan. Een dader die zomaar dingen doet, is niet interessant. Dat is geen verhaal. Door de fictie zijn wij opgevoed met het idee dat er altijd een reden is, een reden die we misschien verwerpen maar die we kunnen begrijpen. En zodra er een reden is, wordt het minder erg.
Tijdens de coronacrisis zie je het ook gebeuren. We zien dramatische situaties, op de ic-afdelingen worden patiënten liggend op hun buik in coma gehouden omdat ze anders kansloos zijn. Ze worden verzorgd door mensen die van top tot teen ingepakt nauwelijks meer in staat zijn tot menselijk contact. Met man en macht wordt gewerkt om de virusuitbraak onder controle te krijgen en ondertussen proberen we de zinloze wreedheid te plaatsen.
Schuldige
We zoeken een narratief, een verhaal. We zoeken een schuldige. De Chinezen hebben het verkeerd aangepakt, Trump, het RIVM, de Engelsen, de Italianen. We zoeken duiding. Het ligt aan God of het gebrek aan God. Hij heeft een bedoeling met deze plaag. Het is de wraak van de natuur die uit balans is, het is de schuld van de marktwerking, het virus komt uit een geheim laboratorium, het ligt aan 5G (dus toch de Chinezen!), aan de wintersport, aan carnaval. Deze crisis moet leiden tot een morele herbezinning, tot minder vliegen, minder reizen, minder consumentisme. Ergens willen we een schuldige vinden, want dan kunnen we het verklaren. Maar juist dat is fictie, fictie verzacht en maakt toegankelijk.
In het echt ontbreekt vaak een reden. Een seriemoordenaar noemen we al snel gewetenloos, maar in een boek accepteren we zo’n makkelijke conclusie niet. Zelfs de ongenaakbare Hannibal Lecter, de kannibaal-seriemoordenaar uit The Silence of the Lambs, heeft uiteindelijk een geweten, hoe rudimentair ook. Als dat er niet is, zijn wij verloren, want zonder dat geweten is er geen catharsis en geen verhaal.
Lak aan het leed
Een mens die echt gewetenloos is, daar willen we niet aan. Wij verwachten dat Gökmen T. in de rechtszaal toont dat hij zich bewust is van het leed dat hij heeft aangedaan, maar die verwachting is absurd. Een terrorist die een aanslag pleegt, is trots op wat hij heeft gedaan, die heeft lak aan het leed. Erger, dat leed bestaat waarschijnlijk niet eens. Toch buigt de rechter zich voorover en probeert op zalvende toon de verdachte tot ‘inkeer’ te brengen, waarmee hij aantoont weinig begrip te hebben van de terroristische drijfveer. Hij vraagt om fictie, fictie in de rechtszaal.
We doen massaal mee met protesten tegen zinloos geweld. Opgevoed, geïndoctrineerd, door de fictie van spannende boeken, literatuur, films en tv-series wordt het steeds lastiger om het zinloze te accepteren. De vrouwenhandelaar die een jonge vrouw met een van haar borsten tegen de muur spijkerde (echt gebeurd) omdat ze hem niet gehoorzaamde, had geen ander doel dan gehoorzaamheid afdwingen. Zij was zijn handel en ze moest doen wat hij zei. Hooguit kun je bedenken dat hij het ook nog lekker vond om haar te martelen, want iemand die martelt zegt nooit: ‘Het is natuurlijk vreeeeeselijk om te doen, maar ja, het moet.’
Toen ik Wachtwoord schreef over vrouwenhandel, heb ik dat weggelaten omdat de zinloze wreedheid het verhaal in de weg kwam te staan. Wij willen, op de een of andere manier, begrijpen waaróm de dader iets doet, wat zijn innerlijke motief is. Zelfs bij de maffia laten we alles draaien om een gevoel van eer en familietrouw, loyaliteit. Dat is fictie, want de loyaliteit en trouw zijn afgedwongen door brute macht.
‘Werkelijkheid soms te gruwelijk voor Narcos Mexico’, kopte De Telegraaf onlangs, boven een artikel van Edwin Timmer (23 februari). In het stuk legt hij uit dat de misdaden van de drugsbaronnen in Mexico soms zo walgelijk zijn, dat ze in de serie worden afgezwakt. ‘In een van de meest gruwelijke scènes vermoordt een Venezolaanse handlanger van de godfather de vrouw van een andere drugsbaron. Haar kinderen gooit hij van een brug. Het is fictie. Maar alleen omdat de waarheid nóg gewelddadiger was.’ In het echt vermoordde hij de vrouw en stuurde haar hoofd terug naar haar echtgenoot, aldus Mexicaanse media. De kinderen werden inderdaad van de brug gegooid. In de drugsoorlog vielen in 2019 bijna 35 duizend doden volgens het Amerikaanse drugsbestrijdingsagentschap, de DEA. 35 duizend! Als je in een thriller met dergelijke aantallen aankomt, haakt elke lezer af. Wat zeg ik? Je hebt niet eens voldoende pagina’s om zoveel doden kwijt te kunnen. De schrijver probeert met veel minder doden de ernst duidelijk te maken.
In mijn laatste boek, Verloren vrouw, spelen martelingen op black sites een rol. Daar draait het om macht en invloed en het gevecht tegen terrorisme dat ontspoort. Het is onder andere gebaseerd op de wandaden die tijdens de Golfoorlogen werden gepleegd. Iedereen kent de beelden uit de Abu Ghraib-gevangenis. Die beelden waren schokkend, vooral omdat we niet meer begrepen waarom die gevangenen zo werden behandeld en vernederd. Speelde daar überhaupt nog een reden mee? Het leek eerder een macaber spel.
Bret Easton Ellis schreef American Psycho en liet elke mogelijke reden voor het geweld achterwege. Wat overbleef, was een boek zonder verhaal. Het was fictie opgeschreven als waargebeurd. Als werkelijkheid. Dat stoot af en tegelijkertijd fascineert het.
True crime
In het echt zijn daders vaak niet te volgen, niet in hun wreedheid en soms ook niet in hun domheid. Waarom steelt de man die van miljoenenfraude wordt beschuldigd ook nog even een haakse slijper bij de doe-het-zelfmarkt? Wat bezielt zo’n man? Dat zijn typisch zaken die een fictieschrijver overslaat, tenzij hij in de komische hoek zit.
True crime is een geduchte concurrent voor de spannende fictie, verhalen over echte misdaden en criminelen zijn de laatste tijd nog populairder dan thrillers. Series als Narcos, Making a Murderer en een film als Amanda Knox vonden een miljoenenpubliek. Maar ook boeken over Willem Holleeder waren een tijd lang niet aan te slepen. De Mocro Maffia, de paskamermoord, de Dominee, Marianne Vaatstra en zelfs de ontvoering van Freddy Heineken (meer dan 35 jaar na dato) komen tegemoet aan een behoefte om ‘in het hoofd’ van de misdadiger te kruipen en erachter te komen hoe het nu écht is gegaan. Waargebeurd lijkt een stempel van goedkeuring. Peter R. de Vries, bijvoorbeeld, heeft het niet zo op fictie, omdat die volgens hem nooit echt klopt. Wat dat laatste betreft heeft hij gelijk.
Die concurrentie is geducht, behalve met feiten verslaat het waargebeurde verhaal de fictie ook nog eens in de manier waarop het is geschreven, vaak een mengeling van journalistiek en bekentenisliteratuur, het appelleert aan een soort voyeurisme, aan een directe beleving, we weten tenslotte over wie het gaat en waar het zich afspeelde. De gewetenloze misdadiger heeft een naam en een plek, ook dat is een vorm van geruststelling.
Drugsoorlog
De Telegraaf schreef over de drugsoorlog: ‘Dit verhaal heeft geen gelukkige afloop. Sterker, het heeft helemaal geen afloop.’ Dat is het grote verschil, het verhaal is altijd minder erg dan de werkelijkheid zonder verhaal. De schrijver bedenkt de misdaad en de dader, hij bedenkt wat de dader zal doen en hij overziet de consequenties ervan, componeert die consequenties en zorgt ervoor dat het afloopt. Zelfs als het deel 1 is van een trilogie, dan nog loopt het verhaal af, de emoties vinden hun plek en de rekeningen worden vereffend.
Een schrijver en een dader leven in verschillende werkelijkheden. De schrijver gebruikt zijn hersenen om alles te overzien en te plotten en in door hem/haar gekozen banen te leiden. De dader is gefixeerd op het slachtoffer of op de misdaad. Zodra die fixatie onderuit wordt gehaald, lijkt het alsof alle lucht en leven uit de dader vloeit. Van misdaad is nauwelijks besef, want het ging juist om de daad. De daad zelf was de reden. Kijk naar Harvey Weinstein, naar Jeffrey Epstein of Roger Ailes (van Fox). De laatste twee overleden te snel om te kunnen aftakelen, maar in zijn verval is Weinstein tekenend. Zijn leven is niet door een schrijver bedacht, het is erger.
Gouden Strop
Charles den Tex is voorzitter van het Genootschap van Nederlandstalige Misdaadauteurs en een van de organisatoren achter de Gouden Strop, de prijs voor het beste Nederlandstalige spannende boek die sinds 1986 jaarlijks wordt uitgereikt. Wie de Gouden Strop 2020 wint wordt komende woensdag, 20 mei, bekend gemaakt. Vijf auteurs maken kans: Dominique Biebau met Russisch voor beginners (Vrijdag), Donald Nolet met Hoek (Cargo) Robert Pollack met De taak (Ambo Anthos), Esther Verhoef met Façade (Prometheus) en Jens Vern met De macht van K. (Volt).