‘Cavpag’: echtbreuk en moord in betrouwbare tempi

We misten nog de pizzabakker, een Fiat 500 en het Siciliaanse jachtgeweer. Maar verder heeft Guy Joosten, regisseur van de eenakters Cavalleria rusticana en Pagliacci bij De Nederlandse Opera, weinig kansen laten liggen bloed te laten vloeien en de toeschouwer een Italiëgevoel te bezorgen....

Roland de Beer

Het publiek zag koffieterrassen onder een arcade die zich over het hele Muziektheaterpodium uitstrekte. Het zag een buitenterras en een mediterrane woonkazerne, van elkaar gescheiden door een diepte. Het zag groenwitrode vlaggetjes en een filmposter van Fellini. Waar men ook nog filmmuziek meende te horen van Fellini’s favoriete soundtrackleverancier Nino Rota, kwam dat doordat Pietro Mascagni, de componist van Cavalleria rusticana, anno 1890 al zulke goede filmmuziek voor Fellini schreef, dertig jaar voor deze cineast werd geboren.

Je ging haast automatisch uitzien naar Fellini’s zwartwitfilm La strada, maar de spullenbaas Anthony Quinn en zijn komediantenvrouwtje Giulietta Masina kwamen na de pauze vanzelf op de proppen, vermomd als tenor (Canio, jaloerse komiek) en sopraan (Nedda, komediante), in de Italiaanse eenakter die sinds 1893 onveranderlijk met die van Mascagni op één affiche staat: Pagliacci van Ruggero Leoncavallo. Dat die twee stukken doorgaans in een adem worden genoemd (soms in één woord, Cavpag), heeft allerlei redenen, waaronder een vervelende. Onder geoefende Mozart- en Wagnergangers gelden ze als vereringsobjecten voor liefhebbers van de tenorsnik en andere bewijzen van slechte smaak.

In een poging Mascagni en Leoncavallo hun waardigheid terug te bezorgen, heeft De Nederlandse Opera de dirigent Carlo Rizzi naar het Nederlands Philharmonisch Orkest gehaald. Rizzi, die eerder tekende voor uitgebalanceerde lezingen van (onder andere) Donizetti’s Don Pasquale en Verdi’s Otello en Macbeth, doet wat er van hem te verwachten valt: tempi op gang houden. Violen en tenoren het glijden verbieden. Agrarische sferen oproepen met blazers en koorstemmen.

Goed dat Rizzi daarbij geen overdreven pogingen doet de Paljas en zijn Siciliaanse sidekick een beschaving te verlenen waar ze geen aanspraak op maken. Dennis O’Neill, tenor en hoofdclown Canio in Pagliacci, mocht best een mooie toon laten uitdijen in zijn schmink- en tranenaria Vesti la giubba – ooit het carrièrestuk van de Paljas bij uitstek, Enrico Caruso.

Naast markante verschillen in orkestklank en muzikale stijl – Leoncavallo is ruiger aangelegd dan Mascagni – liggen er in Cavalleria en Pagliacci de overeenkomsten van de driehoeksverhouding, het flitsende mes en de parlando-kreet aan het slot. In de veronderstelling dat deze verschijnselen in Italië aan de orde van de dag zijn, heeft de muziekgeschiedenis – de componisten van de eenakters voorop – de ‘Cavpag’ benoemd als toonbeeld van opera-realisme of verismo.

Maar van meer belang is een achterliggende overeenkomst. Canio en Alfio, de hoorndragende voerman in Cavalleria, verliezen hun gezicht ten overstaan van anonieme maar heftig betrokken toeschouwerscollectieven. Het maakt in beide eenakters de catastrofe onafwendbaar. Joosten gaat daar op een eigen, semi-mystieke manier mee aan de haal. Het door Johannes Leiacker ontworpen podium-op-het-podium waarop Canio en zijn kornuiten hun komediantenact opvoeren, is in Cavalleria een feestplankier waarop de echtbreker Turiddu zijn Lola het hof maakt en dronken wordt. De plaats waar hij het leven laat blijkt na de pauze met een krijt-omtrek op de vloer te zijn getekend. De hamer die hij rondtorste blijkt na de pauze speels hamertje-tik te doen op de hoofdjes van toeschouwende kinderen; alles onder auspiciën van het Mariabeeld dat in de processie van de Cavalleria reeds door het café (?) werd rondgedragen.

Behalve op Italiaans repertoire is Joosten bij De Nederlandse Opera geabonneerd op zieke sopranen. Na Nelly Miricioiu in Norma moest ditmaal de grote Carol Vaness het in Cavalleria laten afweten als Santuzza. Ze mimede bij de première haar rol, met vocale ondersteuning van Janny Zomer vanuit de coulissen. De Nederlandse mezzo Tania Kross maakt een hups DNO-debuut als onnavolgbaar lichtzinnige Lola. Haar kekke, niet heel geweldig zingende lover Turiddu (Zoran Todorovich) blijkt levensmoe en duwt het mes van Alfio merkwaardig genoeg zelf in de borst.

Daar lijkt het Italië van Joosten wat te veel op Paviljoen 3, maar toch, als je weer buiten staat heb je heimwee.

Tot en met 31 maart in het Muziektheater in Amsterdam. www.dno.nl

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden