Nieuwsveiling
Brooklyn Museum in New York moet kunst verkopen om collectie te kunnen onderhouden
Het Brooklyn Museum, het op één na grootste kunstmuseum van New York en een van de grootste musea in de Verenigde Staten, gaat twaalf werken uit zijn collectie veilen.
Daarbij zitten schilderijen van Lucas Cranach de Oudere, Gustave Courbet, Hendrik Willem Mesdag en Donato de’ Bardi. Het geld is nodig voor het onderhoud van de collectie.
Het is het eerste Amerikaanse museum dat zich genoodzaakt ziet zo’n drastische stap te zetten om de financiële nood te lenigen die (mede) is ontstaan door de coronapandemie. Het museum maakt gebruik van regelgeving die onlangs is versoepeld vanwege de financiële druk op musea: voorheen mochten Amerikaanse musea alleen werk uit hun collectie verkopen om andere werken te kunnen aanschaffen. Nu mag – gedurende twee jaar – de opbrengst van zo’n verkoop ook ingezet worden operationele kosten ‘die verband houden met de directe zorg voor de collectie’.
De twaalf werken worden in oktober geveild bij Christie’s in New York; het veilinghuis raamt de totale waarde van de werken (een indicatie van de prijsklasse van een werk wordt vermeld in de veilingcatalogus) tussen de 2,3- en 3,5 miljoen dollar (2- tot 3 miljoen euro), aldus kunsttijdschrift Artnews. Het uiteindelijke bod kan daar nog ver boven zitten. Lucas Cranach de Oudere’s Lucretia, een olieverfschildering op paneel uit de jaren twintig van de 16de eeuw, behoort tot de topstukken van de veiling, en wordt tussen de 1,2 en 1,8 miljoen dollar geschat.
Fractie van collectie
‘Dit is moeilijk voor ons om te doen’, zegt museumdirecteur Anne Pasternak in The New York Times, ‘maar het is het beste voor ons museum; zo kunnen we zo lang en goed mogelijk voor onze collectie zorgen.’ Pasternak benadrukt dat de te veilen werken slechts een fractie uitmaken van de collectie, die uit 160 duizend voorwerpen bestaat. ‘We hebben een uitgebreide verzameling van hoogstaande kwaliteit, maar we hebben – zoals veel musea van onze omvang – werken die nooit, of in decennia niet zijn getoond.’
Het Brooklyn Museum, opgericht in 1867, is na het Metropolitan Museum of Art het grootste kunstmuseum in New York, met (net als The Met) een gigantisch gebouw en een encyclopedische collectie (voorwerpen en kunst uit vijf eeuwen en vijf continenten). Het museum speelt een voortrekkersrol in de aandacht voor sociaal en politiek geëngageerde moderne kunst van vrouwen en niet-witte kunstenaars. Maar het museum staat (anders dan The Met) niet in Manhattan, in de buurt van andere beroemde musea, maar in Brooklyn, en heeft daardoor minder toeloop. Het museum had het financieel nooit heel ruim.
Daar kwam corona overheen. New York (dat in maart het epicentrum van de wereldwijde pandemie werd, ruim 23 duizend mensen in de stad zijn overleden) sloot alle musea gedurende bijna zes maanden. Door die sluiting en het verminderde aantal toegestane bezoekers, nu het museum sinds 12 september weer open is, liep het tot nog toe bijna 8 miljoen dollar aan inkomsten mis. Het museum ontsloeg bijna 10 procent van zijn personeel.
Toeristenstroom
Hetzelfde lot treft musea in Manhattan. Het MoMa, het Guggenheim, het Whitney en het Metropolitan Museum ontsloegen afgelopen maanden tientallen medewerkers, en zien hun inkomsten drastisch slinken – niet alleen doordat de bezoekerscapaciteit is afgenomen, ook doordat de toeristenstroom voorlopig niet op gang komt. Het is niet uitgesloten dat meerdere musea in Amerika hun toevlucht zullen moeten nemen tot de verkoop van werken om operationele kosten te betalen.
Met de verkoop van de twaalf kunstwerken wil het Brooklyn Museum zaken als het transport en de schoonmaak van kunstwerken gaan bekostigen. De opbrengst voorziet deels ook in de betaling van salarissen van personeel dat met de zorg voor de collectie is belast, zoals archivarissen, curatoren, conservatoren en collectiemanagers.
