OmslagLeendert Stofbergen
Boekontwerper Leendert Stofbergen deed veel met weinig
1975 was geen slecht jaar voor de Nederlandse letteren. Er was nieuw controversieel werk van Mulisch en Hermans (Twee vrouwen, Onder professoren), Renate Rubinstein veroorzaakte ophef met het Klein Chinees woordenboek, Vaandrager lanceerde zijn cultklassieker De Hef en met Het debuut werd Hester Albach de meest besproken nieuwkomer van het jaar.
Voor poëzielezers was 1975 bovenal het jaar van Paul Rodenko, om diens beklemmende en hartroerende verzamelbundel Orensnijder tulpensnijder – tegenover Bommen (‘Geruisloos vallen drie vier bommen op het plein/ en drie vier huizen hijsen traag/ hun rode vlag’) staat het ontwapenende Februarizon (‘Weer gaat de wereld als een meisjeskamer open’).
Beide kanten van Rodenko’s poëzie weerspiegelden zich in het tijdloze omslag, dat bij de derde druk (44 jaar na dato!) terecht ongewijzigd is overgenomen: een alarmerend rood vlak, gecombineerd met een kalme schreefletter, de klassieke Bembo.
Eenvoud met de kracht van een granaatinslag, dat was het handelsmerk van Leendert Stofbergen (1933-2001). Met zijn sobere, onderkoeld geestige omslagen maakte hij furore bij de Haagse Post, De Bezige Bij, Boom en De Harmonie, waar hij vanaf 1972 ook de Bescheurkalender van Van Kooten en De Bie onder zijn hoede nam.
Onverbeterlijk blijft het verkeersbord op Gard Sivik (1964), het tijdschrift van Armando, Sleutelaar en Vaandrager: 50 met een streep erdoor. De afrekening met de poëzie van de Vijftigers in één alledaags beeld gevangen. Net zo klassiek is de mattenklopper die hij tekende voor het Simplisties Verbond. Met de missie van het Verbond – ‘Het bestrijden van lulkoek’ – zal de zwijgzame Stofbergen van harte hebben ingestemd.