Biografie Sam van den Bergh mist intieme details
Sam van den Bergh stond met zijn Osse margarinefabriek aan de basis van Unilever. Met een biografie wordt hij alsnog bijgezet bij de aartsvaders van het Nederlandse bedrijfsleven.
Elke dag gebruikt één op drie aardbewoners een product van Unilever: een voedingsmiddel, wasmiddel of cosmeticamerk. Het is een onverwoestbaar concern, ontstaan uit twee Nederlandse bedrijven, de Osse margarinefabrikanten Van den Bergh en Jurgens, en het Engelse wasmiddelenbedrijf Lever Brothers.
Van Anton Jurgens en William Lever zijn al biografieën verschenen. Maar de bijdrage van de man die het margarinemerk Zeeuws Meisje lanceerde en later de Engelse markt veroverde met het naar de Orde van de Kousenband vernoemde merk Blue Band is onderbelicht gebleven. Misschien omdat zijn rol na de fusie in 1929 was uitgespeeld, vlak daarna in Duitsland de Jodenvervolging begon en er nauwelijks brieven en dagboeken van hem zijn bewaard.
Sam van den Bergh, ondernemer, chemicus, innovator, pionier, marketeer, politicus, weldoener en vertegenwoordiger van het Nederlandse Jodendom, zou in 1941 in zijn buitenplaats in Nice overlijden nadat een desperate poging om via Portugal het bezette Europa te ontvluchten was mislukt. Pas na de oorlog zou hij worden herbegraven in Nederland. Zijn echtgenote Betsy Willing was een voorvechter van de vrouwenemancipatie, zijn zoon George vooraanstaand SDAP-politicus en zijn zoon Sidney James liberaal politicus.
non-fictie
Pim Reinders
Steeds voor alle arbeiders aanspreekbaar - Sam van den Bergh (1864-1941)
Balans; 352 pagina's; € 35.
Auteur Pim Reinders heeft met de biografie Steeds voor alle arbeiders aanspreekbaar de historische omissie goed proberen te maken. Sam van den Bergh, geboren in 1864, is met dit boek ook bijgezet bij de aartsvaders van het moderne Nederlandse bedrijfsleven.
Sam van den Bergh was de jongste in een Joods gezin van zeven kinderen dat een generatie eerder in Oss was neergestreken en de naam Van den Bergh had aangenomen. Zijn vader had een zaak in manufacturen- en kruidenierswaren. De boeren in de omgeving betaalden hun producten heel vaak in natura met boter. Dat was het begin van een boterhandel. Afnemers waren te vinden in Amsterdam en Rotterdam, maar ook in het buitenland - met name in Groot-Brittannië. De oudste broers van Sam werden naar Londen gestuurd. In plaats van in vaten en kuipen gingen zij daar de boter in rollen verkopen, waardoor het bedrijf aan het einde van de 19de eeuw snel groeide.
De plaatselijke concurrent in de boterhandel was Anton Jurgens, die een stoommachine kocht om met behulp daarvan een nieuw product te bereiden: margarine, een substantie die destijds gemaakt werd van rundervet, afgeroomde melk, water en runderuiers. Beurre économique werd het genoemd. Of kunstboter, nepboter en butterine.
Het procedé was in Frankrijk bedacht en Van den Bergh was er als de kippen bij om naar Parijs af te reizen en het daar af te kijken. Naast de twee broers die naar Engeland waren gegaan, gingen twee van Sams andere broers zich bezighouden met de bouw van machines en de productie voor de kunstboter. Sam trad uiteindelijk als vijfde broer toe tot het bedrijf. Hij werd de verkoper op het moment dat de naam butterine na een klacht van de echte boterfabrikanten verboden werd en vervangen werd door margarine.
Vooral dankzij Sams inspanningen werden de samenstelling (onder meer door de toevoeging van eigeel) en de smaak zo aangepast dat het ging schuimen en bruin werd in de pan en bijna op echte boter leek. De vraag explodeerde en Van den Bergh ontwikkelde zich tot de grootste margarinefabrikant (in 1894 werd het merk Zeeuws Meisje gelanceerd), waardoor het gezien de geïsoleerde ligging van Oss noodzakelijk werd geacht het bedrijf te verplaatsen naar Rotterdam.
Hier werd Sam van den Bergh directeur van een miljoenenbedrijf met drie fabrieken en 1.250 werknemers. Met Blue Band kreeg Van den Bergh de Britse mark in zijn greep. 'Geen boter, maar het komt er wel dichtbij in zijn puurheid, textuur en kwaliteit en veel voordeliger', zo luidden de advertenties. Pas veel later kwam Blue Band samen met het Blue Band-meisje naar de Nederlandse markt, waar een prijzenoorlog werd ontketend met Jurgens dat het merk Planta had.
Dit kostte beide bedrijven miljoenen en uiteindelijk fuseerden zij in 1927 tot de Margarine Unie, waarmee een enorme besparing werd bereikt. Twee jaar later volgde een fusie met het Britse concern Lever Brothers dat door de strapatsen van eigenaar William Lever in problemen was gekomen. 'Dit wordt 'n wereldzaak', stelde Sam van den Bergh vast.
Hij was inmiddels een notabel geworden. Hij was namens de liberale partij al lid geweest van de Tweede Kamer en inmiddels van de Eerste Kamer, was mede-eigenaar van de krant Het Vaderland en zou na de Eerste Wereldoorlog verhuizen naar het landgoed de Wiltzangk te Wassenaar. Hier ontving hij vooraanstaande industriëlen en ondernemers als Kröller, Van Beuningen, Philips en Stork, politici als Hendrik Colijn, artiesten als Fien de la Mar, Louis Davids en Willy Derby en Joodse leiders, onder wie ook vooraanstaande zionisten. Hij werd weldoener en ging zich intellectueel verdiepen in archeologie, theologie en filosofie. Het gelukkigst was hij in zijn villa in een 'hoekske met 'n boekske'.
In de jaren dertig, toen de NSB zijn pijlen op hem richtte als 'groot-kapitalist en politieke ophitser', verbleef hij steeds vaker in zijn buiten in Nice. NSB-Kamerlid Rost van Tonningen bekritiseerde het 'Jodenkapitaal dat zich op de margarinebereiding had geworpen en de kleine boterboertjes had dood geconcurreerd' en daarmee het volk had gedwongen tot het eten van 'blikvleesch van Zwanenberg en margarine van Van den Bergh'.
Sam van den Bergh zou door zijn dood in 1941 niet hoeven mee te maken hoe een groot deel van zijn familie werd uitgemoord tijdens de Holocaust. Als werkgever onderscheidde Van den Bergh zich niet zozeer van de andere aartsvaders. Hij was, in de woorden van Reinders, een patriarchaal werkgever die een harmonieuze familie met de arbeiders nastreefde. Vóór samenwerking tussen kapitaal en arbeid, tégen klassenstrijd, steeds voor alle arbeiders aanspreekbaar maar 'svp niet te veel tegenspraak'. Zijn meest dynamische jaren lagen tussen 1900 en 1914 toen het bedrijf enorm groeide, de vakbonden fel werden bestreden en een pensioenfonds werd opgericht.
Zijn leven is nu ook beschreven, zij het zonder veel intieme of persoonlijke details. Daardoor is het boek soms wat droog en opsommerig en worden bepaalde niet bijster interessante activiteiten waarmee hij wilde worden herinnerd te uitvoerig belicht - net of het boek anders niet dik genoeg zou zijn geworden.