BoekrecensieGisèle d’Ailly-Van Waterschoot van der Gracht (1912-2013)
Bijzonder invloedrijk kunstenares met veel vreemde trekjes (vier sterren)
Gisèle d’Ailly-Van Waterschoot van der Gracht maakte van haar leven een kunstwerk. In de oorlog gaf ze onderdak aan onderduikers, na de oorlog aan een kunstenaarsgemeenschap. Maar er was een schaduwzijde.
Waarvan moeten we haar kennen, deze ‘Gisèle’? Een kunstenaarsbiografie gaat vrijwel altijd over het leven van iemand die bekend is geworden met zijn of haar werk. Gerard Reve was een wonderlijke pias, maar zonder dat grootse oeuvre was dat leven niet zo interessant geweest. Bij Gisèle d’Ailly-Van Waterschoot van der Gracht (1912-2013) is het andersom: als kunstenaar – schilder en glazenier – had ze geen grote faam, maar van haar leven maakte ze een kunstwerk. Ze was een imponerende, invloedrijke persoonlijkheid die veel mensen stimuleerde.
Herengracht 401 in Amsterdam was het huis waar ze zeventig jaar woonde en waar ze tijdens de Tweede Wereldoorlog Joodse onderduikers verborg. Na de oorlog huisde er een woongemeenschap voor kunstenaars, Castrum Peregrini. In dat huis zit nog altijd een culturele organisatie met die naam. Een plaquette herinnert aan de dappere vrouw die haar leven voor anderen waagde. Er worden rondleidingen gegeven door de stijlvolle kamers vol schilderijen, beelden en vitrines met rariteiten.
Perfecte mythe
Ook haar atelier is nog intact. Het mag zo zijn dat kunstkenners haar werk indertijd niet oorspronkelijk vonden (maar ja, weinig vrouwelijke kunstenaars vonden genade), in dat schitterende interieur maken de schilderijen, waarvan sommige aan Picasso en Beckmann doen denken, wel indruk. Dat adembenemende huis, dat het lange leven van Gisèle weerspiegelt, althans háár versie, laat zien welke perfecte mythe ze van zichzelf had gemaakt. Een verhaal waaruit alle onwelgevalligheden vakkundig waren weggepoetst.
Dat alleen al maakt haar als onderwerp voor een biografie intrigerend. Wie was zij nu echt? Annet Mooij, biograaf van Mina Kruseman en geschiedschrijver van de Volkskrant, schreef die biografie. De huidige directie van Castrum Peregrini gaf haar inzage in het archief. De eeuw van Gisèle, het verhaal dat Mooij schreef, wijkt af van het sprookje dat haar hoofdpersoon de wereld in had willen helpen. ‘Gisèle’ (vanwaar toch de neiging om vrouwen familiair met hun voornaam aan te duiden? Een Mondriaan-biografie onder de naam ‘Piet’ is ondenkbaar) zou er niet blij mee zijn geweest, schrijft de biograaf in haar inleiding.
Gisèle d’Ailly, zoals ze na haar huwelijk met de Amsterdamse burgemeester zou heten, is een gedroomd personage (Susan Smit schreef een historische roman over haar). Al die tegenstrijdigheden in één mens. Als deze biografie een roman was geweest, zou je zeggen: kon het niet wat minder?
Veel mannen en seks
Ze was een dochter van een barones en een patriciër, die opgroeide op kostscholen en op het kasteel van haar Oostenrijkse adellijke familie. Ze was katholiek opgevoed en zou het geloof, en haar familie, nooit afvallen. Tegelijk deed ze alles wat God verboden had. Ze had relaties met vele mannen, ook gelijktijdig, hield van feesten en uitgaan en faciliteerde losbandige seks. Ze was een bohemien met een afkeer van burgerlijkheid, maar bleef ook altijd een afstandelijke dame van stand. Ze was niet mooi, met haar spitse vogelkop, maar alle ogen waren altijd op haar gericht. Ze was egocentrisch en narcistisch, maar ook lief en zorgzaam. Op het eind van haar leven was ze steenrijk, maar ze besteedde dat geld tot de laatste cent aan anderen, aan Castrum, aan de kunst.
De kunstenaarsgemeenschap die zij in haar huis herbergde, en tot haar dood geheel bekostigde, had trekken van een sekte. Het begon met twee Joodse jongens die op de Herengracht onderdoken, en groeide uit tot een ‘Kreis’ van vrienden. Die stond onder leiding van de dichter Wolfgang Frommel, die vanaf 1942 bij Gisèle in huis woonde. In de literaire, spirituele mannengemeenschap werd gezamenlijk gelezen, gedicht en gedronken, in navolging van Stefan George, die ook zo’n kring had. Met bloemenkransen in het haar vierden de mannen de vriendschap – het woord homoseksualiteit mocht niet vallen.
‘Vrienden’ moesten zelf weer jonge vrienden aanbrengen en begeleiden.
De jongens werden uitgekozen op artistieke begaafdheid én schoonheid. Vrouwen werden geweerd; hun aanwezigheid was volgens vrouwenhater Frommel dodelijk voor de kunst. In kringen van George was de ‘pedagogische eros’ het hoogste goed. Onder het mom van inwijding in het schone en hogere, werden kwetsbare, minderjarige jongens misbruikt. Frommel, de vereerde leider, eiste het recht op alle nieuwe jongens.
En de hoofdbewoonster van het huis keek weg. Wat ze niet zag bestond niet. Castrum gaf haar leven zin; zij gaf Castrum glans. Zij was, laat Mooij zien, een mooimaker, een gladstrijker. Ze kneedde de geschiedenis zelf in het gewenste model.
Ruimte voor bewondering
Annet Mooij smeedde uit al die goed gedocumenteerde tegenstrijdigheden en ongerijmdheden een boeiend en spannend verhaal. Hoewel ze, schrijft ze, niet van plan was om haar hoofdpersoon te ontmaskeren, doet ze dat wel, al blijft er ook ruimte voor sympathie en bewondering. Mooij is niet bang of terughoudend en oordeelt scherp over haar personages – waarbij ze soms erg weinig aan het oordeel van de lezer laat. Over de halfgod Frommel schrijft ze met onverholen hoon en afkeer.
Alle verhalen die al rondzoemden over het misbruik van jongens bij Castrum worden in deze biografie bevestigd. Vorig jaar schreven in Vrij Nederland eerst Frank Ligtvoet – die in de jaren zeventig een jonge ‘vriend’ was – en daarna Harm Ede Botje en Sander Donkers over het misbruik. Ook in de biografie van Elisabeth Lockhorn over Andreas Burnier komt het ter sprake. Mooij draagt nu nog meer bewijs aan.
Haar hoofdpersoon, hoe stoer ook, wekt ook medelijden. In de liefde werd ze vaak teleurgesteld, ook al had ze gelukkige jaren met d’Ailly. Frommel misbruikte ook haar, emotioneel en financieel. De hele gemeenschap teerde op haar geld, maar achter haar rug werd lelijk over ‘das Weib’ gesproken. Haar werk werd geminacht, op de heilige leesavonden mocht ze niet komen. Die vernedering liet ze zich welgevallen. Dit was nu eenmaal haar zelfgekozen familie. In die loyaliteit ging ze ver, blijkt nu. Ze wist van het misbruik maar zweeg. Als je weet wat er plaatsvond, kijk je toch anders naar het prachtige opengestelde huis op Herengracht 401.
Annet Mooij: De eeuw van Gisèle – Mythe en werkelijkheid van een kunstenares
De Bezige Bij; 448 pagina’s; € 34,99.