InterviewJohan de Meij
Beethoven van de blaasmuziek Johan de Meij schrijft ‘dingen die in je kop blijven zitten’
Johan de Meij (65) is één van de meest gespeelde Nederlandse componisten, en toch relatief onbekend. De Meij schrijft blaasmuziek: zijn werk klinkt bij fanfares, harmonieën en brassbands over de hele wereld. En is steeds vaker te horen in grote concertzalen.
Het was een persbericht dat het muziekjournaille in verwarring bracht. De Buma Classical Award ging in 2017 naar een naam die amper een belletje deed rinkelen. En dat terwijl de prijs van auteursrechtenorganisatie Buma/Stemra is bedoeld voor de ‘hedendaagse klassieke componist die de meeste Buma-inkomsten genereerde uit binnen- en buitenland’ (lees: wiens werk het meest wordt gespeeld) en dus wel heel bekend móét zijn. Johan de Meij? Even zoeken in het recensiearchief. Niks te zien.
In 2018 ging het weer zo. Deze keer ging de prijs naar Jacob de Haan. Hè? Wie?
Een kwestie van bubbels. Want zowel De Haan als De Meij zijn wel degelijk grootheden – namelijk in de blaasmuziek, de hafabra (de afkorting voor harmonie, fanfare en brass). Sterker nog: waar de gemiddelde symfonische componist al blij mag zijn als zijn stuk voor een chique serie als de ZaterdagMatinee in het Concertgebouw een tweede of derde uitvoering krijgt, staat een nieuw stuk van de koningen van de hafabra direct wereldwijd op de lessenaars – en lopen uitvoeringen al gauw in de tientallen.
Om de grote jongens van de hafabra kan inmiddels niemand meer heen. Hoewel aan blaasmuziek nog steeds het imago kleeft van buurthuis, braderie en bier, van periferie, majorettes en concoursen, maakt hun werk een opmars naar de gevestigde concertzaal. Zo is De Meij volgend seizoen weer te gast bij het Noord Nederlands Orkest. Zondag klinkt in de Grote Zaal van TivoliVredenburg in Utrecht een concert met alleen maar werk van De Meij.
Waarom is hij wereldwijd zo populair?
Het is september 2018 als de Volkskrant bij Johan de Meij langskomt – in de Verenigde Staten, waar hij sinds 2008 woont. De gemiddelde Nederlandse componist heeft een etage met een lekkende kraan in een achterafstraat in Den Haag of Amsterdam. De Meij heeft een huis in upstate New York, in de buurt van Woodstock. En, voor in de weekenden, een pied-à-terre met dakterras in Chelsea in Manhattan.
Vanaf Penn Station is het honderd minuten met de trein naar Rhinecliff, een stationnetje à la Beesd of Ravenstein. Daar zal hij klaarstaan. Geen mens te bekennen, behalve Johan, een permanent lachende man van 65 met grijs krullend haar tot in zijn nek en een accent opgedaan in Voorburg, zijn geboorteplaats. We stappen in zijn SUV. Vanaf hier is het nog een kwartiertje rijden. Overal is het groen. Hij stuurt langs aangeharkte gazons en, als we de rivier de Hudson oversteken, glooiende weilanden. De rivier is hier zo breed dat je haar voor een meer kunt houden.
Hij is hier voor de liefde naartoe verhuisd, zegt hij. Hij ontmoette zijn Dyan in 2004, zij heeft twee zoons, hij heeft geen kinderen. Dat hij in de VS zit, komt niet slecht uit: de blaasmuziekcultuur is hier op hoog niveau. Waar in Nederland de blaasorkesten voortkomen uit verenigingscultuur, zijn ze hier voor het merendeel verbonden aan scholen en colleges. En wat te denken van de militaire bands, die met militaire precisie spelen.
De Meij componeert niet alleen, hij dirigeert ook. Hij vliegt de hele wereld over. Binnenkort weer naar Japan en Korea. Omdat er steeds meer vraag komt uit Zuid-Amerika, is New York een prima uitvalsbasis. Als we zijn landgoed oprijden, blijkt dat zijn huis qua formaat niet zou misstaan in een aflevering van MTV Cribs. Eekhoorntjes verkennen het terras met uitzicht op de Hudson, een beekje stroomt de rivier in.
Blaasmuziek
Hafabra is de afkorting van harmonie, fanfare en brassband. Een harmonieorkest heeft koperblazers (o.a. trombones, hoorns, tuba’s), houtblazers (o.a. klarinetten, hobo, fluit) en slagwerkers. De klarinetten hebben een vergelijkbare rol als de violen in een symfonieorkest. Een fanfare heeft geen houtblazers, behalve saxofoons, die omdat ze een riet hebben bij het mondstuk tot de houtgroep worden gerekend. De brassband komt uit het Verenigd Koninkrijk, heeft alleen koperblazers en een vaste bezetting van 28 spelers.
Hoe hij dit paradijs bij elkaar heeft verdiend? Vooral met één stuk, zijn eerste ‘echte’ eigen compositie. Zijn Lord of the Rings, uit 1988, voor harmonieorkest, waarbij hij zich liet inspireren door de verhalen van J.R.R. Tolkien. Later maakte hij ook een versie voor symfonieorkest. Er zijn weinig harmonieorkesten die het nooit hebben gespeeld. Het totale aantal uitvoeringen loopt in de duizenden.
Hieronder zie je De Meij zijn hit dirigeren bij de U.S. Marine Band in Maryland, in februari 2018:
Het werk heeft alle elementen die je ook in zijn andere stukken ziet: het bruist, is filmisch, sonoor, herkenbaar, rijk aan melodieën. ‘Ik schrijf dingen die in je kop blijven zitten’, vertelt hij boven een zelfgemaakte pasta vongole, bereid met een Amerikaanse twist (veel chili). ‘Ik wil dat je fluitend naar buiten loopt. Maar ik denk dat het succes er ook in zit dat ik schrijf als een componerende muzikant. Ik denk vanuit de instrumenten, die ik ook allemaal goed ken: wat ligt lekker? Spelersvriendelijk. Dat wordt door mijn collega’s erg gewaardeerd.’
Ook niet onbelangrijk: De Meij schuwt het effect niet. Zoals in zijn nieuwe, vijfde symfonie, die in TivoliVredenburg zijn Nederlandse première beleeft. ‘Het stuk heet Return to Middle Earth. Ja, ik heb me weer op de wereld van Tolkien gestort. Er zit een passage in waarin ik de saxofonisten het mondstuk van hun instrument laat halen en ze door het mondstuk laat schreeuwen.’
Dat klinkt zo:
Dat hij zo ‘spelersvriendelijk’ kan schrijven, komt doordat hij de koperinstrumenten allemaal zelf heeft gespeeld. Behalve de hoorn dan. ‘Trombone is mijn hoofdinstrument. Toen ik in 1975 in militaire dienst moest, had ik het geluk dat ik bij een orkest kwam. Dat was de Cavaleriekapel in Amersfoort. Eerst kreeg ik een es-tuba in mijn handen, want voor de trombone hadden ze al drie man, en toen een tenorhoorn. Elk instrument dat maar nodig was, leerde ik mezelf aan. Ik werd er ongelooflijk handig door. Ik leerde om bladmuziek in allerlei sleutels te lezen.’
Na zijn diensttijd verwierf hij een positie bij de Amsterdamse Politiekapel. ‘Eigenlijk was het een luizenbaan. Even een halfuurtje spelen en dan was je vrij. Toen ben ik dat gaan combineren met het conservatorium, voor trombone en dirigeren. Als componist ben ik autodidact. Ja, dat hoor je ook wel, zeggen mijn vrienden, haha.’
Lord of the Rings maakte hij ‘gewoon voor de lol’. Na vier jaar ploeteren was het af. ‘Heel veel mensen zeiden: wát, ben je een stuk aan het schrijven van 45 minuten? Dat gaat niemand spelen. In de hafabrawereld was iedereen gewend aan marsen van John Philip Sousa (1854-1932, Amerikaans componist, onder meer bekend van Stars and Stripes Forever, red.), die duren vaak maar een paar minuten. Blijkbaar was er wel degelijk behoefte aan iets met meer substantie.’
1988 was in meer opzichten een sleuteljaar voor De Meij. De Politiekapel waarin hij speelde, werd opgeheven. Hij richtte een uitgeverij op om zijn eigen bladmuziek en cd’s uit te brengen. Hij ging verder als freelancer en schnabbelde in symfonieorkesten. En hij werd trombonist in orkest De Volharding. Waar De Meij zelf uiterst toegankelijke stukken maakt, vertegenwoordigde De Volharding (vernoemd naar een stuk van Louis Andriessen) juist de avant-garde.
Johan de Meijs Return to Middle Earth en andere stukken worden uitgevoerd door de Harmonie St. Michaël van Thorn o.l.v. Ivan Meylemans, 9/6, TivoliVredenburg, Utrecht
‘Bijna alle goede blazers in Nederland zijn begonnen in harmonieën of fanfares, dus ook bij De Volharding zaten musici met die roots. Toch werd er met name in het begin een beetje… denigrerend wil ik het niet noemen... Maar ze namen mijn muziek niet serieus. Ik schreef majeurakkoorden, dat was verboten! Eigenlijk wisten ze niet echt waar ik mee bezig was. Als ik in die tijd een aanvraag indiende voor subsidie bij het Fonds voor de Scheppende Toonkunst, werd die afgewezen: dan was mijn muziek niet vernieuwend genoeg, of te toegankelijk. Ik zie het maar als een compliment. Waarom zou ik mensen de zaal uit jagen?’
In dit filmpje (2005) zie je De Meij trombone spelen bij De Volharding (nog zonder lang haar):
We lopen naar zijn werkkamer. Er hangen foto’s van Amerikaanse componisten: Aaron Copland, Leonard Bernstein. Hij scrolt door een bestand op zijn computer. ‘Ik probeer een beetje bij te houden waar ik word gespeeld, maar het is eigenlijk niet te doen. Er zijn natuurlijk tal van uitvoeringen van mijn werk in Japan of Australië waar ik geen weet van heb. Als de royalty’s binnenkomen, zie ik alleen bedragen.’ Later zegt hij dat hij in 2018 593 uitvoeringen heeft geteld.
Hoe succesvol hij inmiddels ook is, toch moet De Meij nog steeds vechten tegen de beeldvorming. ‘Bij het woord harmonie denken veel mensen aan hoempapa, over straat hobbelen in felgekleurde uniformen. Zulke verenigingen zijn er zat en daar is niks mis mee. Maar er wordt ook op waanzinnig hoog niveau gemusiceerd, gewoon in nette kostuums op de podia van theaters en concertgebouwen. Al bestaan in Nederland behalve de militaire kapellen al die clubs uit amateurs, er wordt soms beter gemusiceerd dan door profs. Je ziet een enorm fanatisme. Ik schrijf voor die toplaag.’
Toch ligt zijn hart stiekem meer bij de symfonische muziek. ‘Je ziet het aan het rijtje favoriete componisten hè? Stravinsky, Mahler, Puccini, Sjostakovitsj, Bernstein: er zit geen blaasmuziekcomponist bij. Wat niet betekent dat er geen goeie zijn. Eric Whitacre, die vooral bekend is door zijn koormuziek maar ook heel goed voor blazers schrijft, is echt een hero van me; hij weet een bepaalde emotionele touch in de muziek te krijgen.
‘Het mooie aan de hafabrawereld is dat ze veel inventiever is. Het symfonische repertoire staat zo’n beetje vast. Als jij voor symfonieorkest schrijft, moet je het opnemen tegen Beethoven. In de blaaswereld is er niet zo’n dwingende canon. Alles is nog mogelijk.’
LEES VERDER
Tussen de fanfares en harmonieën in een plaats of streek kan de rivaliteit soms flink oplopen. In dit artikel lees je wat een muziekkorps voor een gemeenschap kan betekenen.
En lees hier een interview met Eric Whitacre, de door Johan de Meij bewonderde componist en rockster van de koormuziek.