ReportageThe Great Yonder
Bedepuszta is als verlaten dorp in Hongarije de idyllische locatie van een nieuw Nederlands festival
Kom per trein naar ons festival en geniet van de rust in de Karpaten, zegt de Nederlandse organisator, tevens dorpseigenaar Elroy Thümmler. Volkskrantredacteur Robert van Gijssel zocht hem op.
De stilte in Bedepuszta, het mooiste gehucht van Hongarije én de oogverblindende locatie voor het charmante nieuwe Nederlands boetiekfestival The Great Yonder, blijkt nog niet eens zo stil te zijn. Als je je werkelijk openstelt voor de omgeving hier bovenop de Hongaarse Karpaten, en de rust kruipt in je hoofd en je oren proberen een directe lijnverbinding aan te leggen met de kosmos, dan dringen toch nog wat aardse geluiden de gehoorgang binnen.
Allereerst: een vreemd zacht zoemen, dat naarmate je er geconcentreerder naar luistert steeds oorverdovender wordt. Het blijkt een gigantisch bijenleger, een dreigende en sonoor hummende insectenwolk die boven de kletsnatte graslanden zweeft– ja hoor, de natuur heeft hier weer het hoogste woord.
Je kunt ook opschrikken van het merkwaardig kefferige huilgeluid van rondschuimende jakhalzen, vooral ’s nachts natuurlijk, wanneer je van dat soort geluiden een beetje bangig pleegt te worden. En boven op de heuvel, waarachter zich een stevige lap Karpatisch bos uitstrekt, klinkt de sinistere echo van een kolonie krassende raven, stem uit een verleden van kasteelheren en drakendoders.
‘Geef jezelf de tijd’, zegt Elroy Thümmler (52), de Nederlander die dit nagenoeg verlaten dorp in 2003 ook voor het eerst aanschouwde, zichzelf óók de tijd gunde en daarna besloot het gehucht aan te schaffen en op te knappen. ‘Ik had pas een vriend uit Nederland op bezoek, daar ging het niet zo goed mee. Hij ging kapot van de stress, moest er even uit. Ik zette hem hier neer. Vanaf deze plek kijk je uit over de vallei en zie je dat ene weggetje, dat in Bedepuszta eindigt. Ik zei: nu moet jij kijken of er een auto aankomt, dan moet je mij roepen.’ Pas na anderhalf uur durfde hij zijn uitkijkpost te verlaten, volgens Thümmler. ‘Nee, er komt geen auto, zei hij. Maar hij had de boodschap begrepen. Hij was geland in Bedepuszta. Zijn hoofd kon langzaam leeglopen.’
Je krijgt als cultuurredacteur natuurlijk vaker vreemde persberichten op je bureau of in je mailbox, maar de aankondiging van het nieuwe festival The Great Yonder van een paar maanden geleden sloeg in en ging rond. Het was een persbericht van het type: drie keer lezen en nog niet helemaal begrepen. Of nu ja: je kunt het niet geloven. ‘Nederlander koopt dorp op in Hongarije en organiseert daar deze zomer een nieuw festival’, zoiets viel eruit te destilleren. Het ging ook nog over een ‘mini-wereld’, die deze ex-Amsterdammer Elroy Thümmler eigenhandig zou hebben geschapen rond een vergeten, slechts een huisje of veertien tellend spookdorp op de Karpaten. Geïnspireerd op de 19de-eeuwse ‘Lebensreform-beweging’ van de Oostenrijkse filosoof Rudolf Steiner.
Ja, daar wilden we meer over weten. En daarom lopen we nu in gelukzalige verwondering door dit nauwelijks bewoonde Bedepuszta en slaat het hart een slag over als we plotseling oog in oog staan met een verdwaald hert, dat ook even niet weet wat hier allemaal aan de hand is. Want Elroy Thümmler is het soort ondernemer dat het wel aardig vindt de boel ter plekke uit te leggen, in plaats van te mailen of bellen voor wat nadere info. We waren gewoon van harte welkom in ‘zijn dorp’. Dus reisden we per trein af naar Bedepuszta.
We stappen niet voor niets op de trein, en ook niet uit vliegschaamte. De treintrip hoort bij dit verhaal, zoals ‘de reis’ volgens de boeddha ook altijd onlosmakelijk is verbonden met ‘de bestemming’.
Als avontuurlijk joch van een jaar of 18 stapte Thümmler ergens begin jaren tachtig ook eens op de trein richting Boedapest, met een interrail-pas. Hij kwam aan in de Hongaarse hoofdstad. ‘Ik vond het vies en de mensen waren niet aardig.’ Thümmler wilde dieper het land in. En vertrok – weer per trein – naar het provinciestadje Kecskemét. ‘Hier waren de mensen wél aardig. Ik vroeg aan een buschauffeur: gaat deze naar de camping? Nee, zei hij, maar wacht, ik rij er wel even heen.’ Kijk, dát vond Thümmler nou intrigerend. Hij ontmoette meer mensen zoals de vrijdenkende buschauffeur. Maakte vrienden. En Thümmler raakte verslingerd aan Hongarije. ‘Ik wilde ieder jaar terug. Ik ging Hongaarse muziek luisteren, Hongaarse literatuur lezen. Ik zette een website op over Hongarije.’ Verliefd op een land, zoals je dat zomaar kunt worden als interrailer met rugzak.
Maar de vakantieliefde ging ver. Hongarije liet Thümmler niet meer los. In Amsterdam had hij een stripwinkeltje en ’s nachts beunde hij bij in distributiecentra omdat hij met dat stripwinkeltje natuurlijk niets verdiende. Van zijn gespaarde geld én een kleine lening kocht hij eind jaren negentig een bouwvallig huis ergens op de Hongaarse poesta, nog steeds vlakbij Kecskemét. ‘Zo’n huisje aan een zandweg. Een huis verderop woonde een uitvinder, en daarachter leefde een herder. Een bizarre wereld van zandpaden en mensen die hun eigen ding deden en zich van niemand iets aantrokken. Ik gaf waanzinnige feesten in dat huisje, bij het licht van een petroleumlamp.
’s Avonds kookten we goulash.’
Maar zijn huis werd herhaaldelijk geplunderd als hij weer in Nederland zat. ‘De deur kon ook niet op slot of zo, die stond gewoon open. Dus werd steeds alles weggeroofd. Ik had helemaal geen inboedel meer. Dat was ik op een gegeven moment wel zat.’
Met een paar vrienden, Hongaarse én Nederlandse, broedde Thümmler op een wat constructiever Hongarije-plan. ‘Iemand uit mijn vriendengroep kwam uit de streek boven Boedapest, in de bergen van de Karpaten. Hij kende een verwaarloosd spookdorp, waar veel Hongaren uit waren weggetrokken en waar alleen nog wat Roma-zigeuners rondhingen. Als we daar allemaal nu eens een huisje zouden proberen te kopen, met een man of twintig? Dan konden we daar gelukkig zijn en samen oud worden, was het idee.’
In 2003 reed Thümmler voor het eerst die eenzame lange weg op richting Bedepuszta, de Szabadság Utca. ‘Ieder Hongaars dorp heeft zo’n straatnaam, het betekent Weg van de Vrijheid. Maar hier kreeg die straatnaam voor mij betekenis. Dit weggetje stopte namelijk abrupt. Er stond nog een laatste huis en dat was het. Daarna begon écht de vrijheid en de stilte van de grote open ruimte, de heuvels en de bossen. Ik wist niet wat ik zag.’
Wie straks naar het nieuwe, Nederlandse boetiekfestival The Great Yonder wil vertrekken, doet er goed aan de trein te pakken. De lijn Amsterdam-Frankfurt-Wenen-Boedapest snijdt dwars door Europa en is een klassieke treintrip, ook voor Nederlandse festivalgangers die al jaren trouw naar het Hongaarse festival Sziget gaan. De verslaggever en fotograaf reisden voor dit verhaal vanuit Utrecht met de Duitse Nightjet naar Wenen en daarna door naar Boedapest en Bedepuszta. Op vk.nl is het traject te volgen in een infographic.
Het laatste huis op de Weg van de Vrijheid was te koop. Thümmler kocht het. En legde daarmee feitelijk de eerste steen van Bedepuszta-nieuwe-stijl, waar we straks dat wonderlijke festival gaan vieren.
Maar eerst moet de trein hier weer door het verhaal komen rijden. Thümmler had vanaf de jaren nul nauwe banden aangeknoopt met het festival Sziget, dat jaarlijks wordt gehouden op het Óbuda-eiland in de Donau, middenin Boedapest. ‘Ik vond dat een te gek popfestival, omdat er zulke vreselijk uiteenlopende muziek werd neergezet, van metal tot opera en wereldmuziek. De organisatie vroeg mij of ik niet wat kaarten kon verkopen in Nederland, dat leek ze een goeie zet. Dat ging ik dus doen. Ik verkocht eerst 160 tickets aan Nederlanders. Daarna zestienhonderd. Ik was duidelijk niet de enige die Sziget zo leuk vond. In 2009 had ik tienduizend tickets verkocht aan Nederlanders.’
Sziget werd min of meer een Nederlands festival, tot verbazing en soms ook wat irritatie van een aantal cultuurbewuste Hongaren, en Thümmler organiseerde zich suf. Hij ging treinen charteren om al dat publiek richting Óbuda-eiland te loodsen. Vrolijke feesttreinen waren dat, met uitbundige treinhorecavoorzieningen als oesterbars aan boord. Thümmler begon het bedrijf Ostfest, dat tot op heden trips organiseert naar buitenlandse, vooral oostelijk gelegen popfestivals. En daar verdiende hij best wat mee. ‘Ik heb verder niets met een luxe levensstijl, dus ik dacht: als ik mijn geld nu eens in Bedepuszta ging stoppen?’
Het oude vriendenplan van ‘allemaal een huisje kopen’ was in het slop geraakt, maar Thümmler ging dat nu zelf serieus verwezenlijken. Hij kocht één voor één huisjes op die óf al leeg stonden, óf waar de laatste inwoners uit wilden vertrekken. Bedepuszta dreigde een spookdorp te worden, ook omdat de Roma in het dorp de oude boomgaarden hadden opgestookt. Aan noodzakelijk onderhoud van de stokoude huisjes deden zij verder ook niet. Op een gegeven moment vertrokken ze gewoon, op naar een volgend half verlaten dorp.
Bedepuszta werd dus druppelsgewijs van Thümmler. We wandelen samen over de Weg van de Vrijheid en de virtuele burgemeester wijst naar de laatste huizen die nog door oorspronkelijke dorpsbewoners worden bezet. ‘Hier woont een imker, en daar een jager. Prachtige mensen.’
De Hongaren vonden de zachtmoedige Nederlandse kolonisatie van Bedepuszta vreemd maar wel mooi, zegt Thümmler. En hij kan het bewijzen. De Hongaarse televisie zond meerdere keren een documentaire uit over de wedergeboorte van Bedepuszta, en die gekke Hollander die de boel daar een beetje aan het renoveren was – want dat deed Thümmler natuurlijk ook. De toon van de uitzending is er een van verwondering maar zeker ook waardering. ‘De leegloop van arme dorpen is een probleem in Hongarije, net als in Spanje bijvoorbeeld’, zegt Thümmler. Als iemand het leuk vindt de schouders onder zo’n spookdorp in wording te zetten, wie kan daar dan iets tegen hebben?
Thümmler verloor zijn ziel in Bedepuszta. Hij knapte zijn huizen op, en een oud schoolgebouwtje en een paar schuren. Hij ging wat verhuren, organiseerde eens wat: hij wilde de zingevende omgeving waarin hij terecht was gekomen uiteraard graag delen en er toch ook iets van een onderneming van maken. En Thümmler en zijn vrouw Linda Thümmler(46) vestigden zich intussen definitief in Bedepuszta.
Samen gingen ze bouwen aan de idylle, die ook steeds meer op een lap betere wereld ging lijken. ‘Hoe langer we met het dorp en de omgeving bezig waren, hoe meer we zagen hoe natuurlijke systemen werken en hoe groot de menselijke ingrepen zijn in de natuur’, zegt Linda. ‘We zijn verder niet zweverig hoor, eerder praktisch.’ Ze maakt al een tijdje haar eigen wasmiddel, van as uit de houtkachels vermengt met water. ‘Werkt uitstekend.’ En samen met Hongaarse arbeiders uit de buurt legde het stel een duurzaam verwarmingssysteem aan, dat op een efficiënte manier huizen kan verwarmen in de winter zonder al te veel stookhout op te branden.
We lopen langs een bar die Thümmler liet bouwen, en een overdekt paviljoen naast een klein, sprankelend zwembadje. Zo’n beetje het centrum van zijn aanstaande festival The Great Yonder, dat hij in augustus optrekt in Bedepuszta.
‘Een paar jaar geleden nodigde ik eens wat bandjes uit, die hadden gespeeld op Sziget’, zegt Thümmler. Festivalgangers konden dan met die bandjes meekomen, om hier nog een paar dagen bij te komen en wat na te praten met de artiesten die hadden opgetreden. Dat leek me gewoon te gek. Ik had een klein podium gebouwd, kijk daar: vlak naast de Weg van de Vrijheid.’ Thümmler wijst op een overdekte houten verhoging op het grasland, waar kransen met gekleurde lampjes boven hangen, en waar een spiegelbol al klaar ligt voor de komende festivalactie. ‘Het werd erg gezellig, al was het in het begin wennen. Dan kwamen er festivalgangers met hun tentjes en dan vroegen ze: waar kunnen we pinnen? Die hadden het nog niet helemaal begrepen.’
De ‘detox-afterparty’s’ gingen zich steeds meer voegen naar het dorp en de omgeving. ‘Er kwamen vaker mensen die echt in de natuur wilden zijn. En dat wilden wij zelf inmiddels ook. En zo kwamen we op het idee van The Great Yonder. Een echt festivalletje te Bedepuszta, met muziek, zeker, maar ook veel aandacht voor die ongelooflijke omgeving hier. En hoe we die omgeving mooi kunnen houden.’ De festivalganger mag straks ook proberen zichzelf mooi te houden want Linda, die in Nederland een mooie carrière had in de dans en later de gezondheidszorg, organiseert yoga en aanverwante fitheidslessen, net achter het oude schoolgebouw. ‘Hoef je niet aan mee te doen’, zegt ze. ‘Mag wel.’
Verwacht geen blokkenschema, zegt Thümmler nog. ‘Er komen heel mooie artiesten, van het sessiemuzikantencollectief Jam de la Creme tot Jungle by Night en de folkzangeres Irene Brigitte en nog heel veel meer. Maar ik hoop dat ze muziek gaan maken waar en wanneer ze willen, en dat ze bij wijze van spreken met het publiek achter zich aan de heuvels in trekken onder de volle maan. Als ze daar behoefte aan voelen.’
Minstens zo bijzonder: op een bijna subliminale manier staat ook het dorp Bedepuszta losjes op het programma. Thümmler heeft sprekers uitgenodigd als de Hongaarse biotechnoloog István Kenyeres, die iets kan uitleggen over ecosystemen. De schrijver Jaap Scholten wandelt rond en vertelt over zijn bekroonde boek Kameraad Baron, en zijn tochten door het Hongaarse landleven. Er komt een Hongaarse ecoloog, die spreekt over de biodiversiteit van Bedepuszta, en de imker doet mee en vertelt iets over zijn honing en de bijencultuur.
Het nieuwe Nederlandse festival The Great Yonder komt min of meer voort uit het grote Hongaarse popfestival Sziget. Elroy Thümmler, de man achter The Great Yonder, organiseert al jaren reizen naar Sziget en door de enorme toeloop aan Nederlandse Sziget-fans kreeg dat Hongaarse popfestival zelfs een eigen Nederlandse podium. Daar traden bands als Kensington, Blaudzun en Jam de la Creme op. Die laatste band speelt in augustus ook op The Great Yonder.
Het publiek – volgens Thümmler is er straks plek voor een man of driehonderd – mag kamperen in de gemaaide graslanden tussen de huizen. Of slapen in luxe, reeds klaargestoomd tentjes of één van de opgeknapte huizen, al zitten die volgens de dorpsbezitter al vol. ‘Het lijkt me zo mooi als hier iets ter plekke ontstaat. Dat schrijvers en wetenschappers, musici en publiek samen dingen bedenken en tot inzichten komen. Misschien ontstaat er een kleine gemeenschap en krijgen we met zijn állen nieuwe levensinzichten. Die kregen wij namelijk ook, vanaf het eerste moment dat we hier aankwamen.’
Wat voor inzichten zijn dat dan, die hier zo vrijelijk over de glooiende Karpaten komen aangezweefd? We voelen natuurlijk zelf ook die sussende werking van de weidse blik en de kalmerende krachten van de stilte, maar wat wil Bedepuszta ons volgens Thümmler dan precies vertellen?
We lopen langs een paar meter oeroude, gestapelde stenen. ‘Kijk, deze muur. Ik dacht dat het een oude stal was. Maar ik had pas een archeoloog op bezoek en die zei dat het een overblijfsel was uit de Middeleeuwen. Ik was ook eens in gesprek met een archeoloog en die vertelde dat dit gebied heel lang geleden aan zee lag. In de bergen hier worden vaak fossiele haaientanden gevonden. Voor mij komt dit kleine stuk van de aarde steeds meer tot leven.’
‘Ik had hier ook mijn vader eens op visite. Hij vond het prachtig, zei hij. Maar ‘er was niets’. Dat deed mij iets, en ik heb daar lang over nagedacht. Er is natuurlijk heel veel maar je ziet het niet zomaar. Bedepuszta is al heel lang iets, al veel langer dan het Bedepuszta is. Als je hier lang zit, dan gaat dit coördinaat op de wereldkaart langzaam iets vertellen. Dan wordt het wél iets. En pas als je dat ziet, merk je ook dat je er zelf bent.’
Festival The Great Yonder wordt van 15 t/m 18 /8 voor de eerste keer gehouden in het dorp Bedepuszta in Hongarije. Informatie over kaarten en het programma is te vinden op thegreatyonder.eu, en op de site van de festival- en reisorganisatie ostfest.com. Er zijn nog tickets verkrijgbaar. Het festival Sziget in Boedapest vindt plaats van 7 t/m 13/8.
Gijs Groenteman gaat in onze illustere archiefkast in gesprek met mensen die hem hebben verwonderd. Rapper Pepijn Lanen, schrijver Paulien Cornelisse en kunsthandelaar Jan Six passeerden al de revue.