Ann Demeester van het Frans Hals Museum: 'Musea moeten meer gaan denken als kunstenaars - grenzeloos'
De Volkskrant vraagt museumdirecteuren hoe ze meer bezoekers trekken. Aflevering 4: Ann Demeester (43) van het Frans Hals Museum.
Op de Facebookpagina van het Frans Hals Museum in Haarlem regende het de afgelopen weken tortelduifjes en hartjes. Er werd zelfs een roze briefje gepost met daarop de handgeschreven tekst: ‘Lieve Frans, ik vond je stiekem al de knapste en ik heb je nooit een oude vent gevonden.’ Afzender: Hal.
Een huwelijksaankondiging liet niet lang op zich wachten, en afgelopen donderdag was het zover: in het stadhuis traden twee locaties van hetzelfde museum – Frans Hals Museum met de collectie oude meesters, De Hallen met moderne en hedendaagse kunst – met elkaar in het huwelijk. Na afloop werden er boeketten gegooid naar het publiek.
Kinderachtig?
Directeur Ann Demeester (43) geeft het meteen toe. ‘Ik heb het huwelijk steeds als metafoor gebruikt om uit te leggen dat het Frans Hals Museum en De Hallen geen aparte instellingen zijn, maar bij elkaar horen. Misschien slaan we in de uitwerking een beetje door, maar speelsheid moet kunnen.’
Een week eerder. Op de beide locaties wordt hard gewerkt aan de tentoonstelling Rendez-vous met Frans Hals. Het is de eerste tentoonstelling die moet onderstrepen wat Demeester sinds haar aantreden in 2014 voor ogen heeft: van het Frans Hals Museum een plek maken waarin collecties die onverenigbaar lijken, dwars door de eeuwen heen met elkaar de confrontatie aangaan. Demeester staat de 18de-eeuwse Wonderkamer voor ogen, waar kunst naast schelpen naast opgezette dieren, tekeningen en manuscripten werd getoond. ‘Om te pronken en te verwonderen.’
Het combineren van oud en hedendaags is geen nieuw fenomeen, ook niet voor het Frans Hals Museum. De vorige directeur, Karel Schampers, bedacht de serie Conversation Pieces: tentoonstellingen waarin hedendaagse schilders maar bijvoorbeeld ook de foto’s van Rineke Dijkstra naast 17de-eeuwse portretten werden gehangen. Maar het is niet eerder voorgekomen dat een Nederlands museum van de mix een vast en zo omvangrijk onderdeel maakt van het tentoonstellingsbeleid. Transhistorisch programmeren, heet het, en Ann Demeester is vurig pleitbezorger. ‘Weg met de schotten in de kunstgeschiedenis. Musea moeten meer gaan denken als kunstenaars – grenzeloos. Ik geloof intens in de continuïteit van kunst, van de grotschilderingen tot de Italiaanse fresco’s tot Rembrandt en Hals tot Picasso en Jeff Koons. En het is mijn overtuiging dat het voor museumbezoekers spannender wordt, door het allemaal op elkaar te laten reageren. Ik maak weleens de vergelijking met alcohol: wijn en bier zijn lekker, maar een cocktail bruist pas echt.’
Ann Demeester komt naar eigen zeggen uit een ‘absoluut acultureel’ gezin. Ze is geboren in Oostende, opgegroeid in Brugge, het enige contact met kunst was via de lessen esthetica op school. Ze heeft het vaak verteld: hoe ze van een collega van haar moeder een abonnement cadeau kreeg op De Witte Raaf, een theoretisch kunsttijdschrift dat ze als 15-jarige helemaal niet begreep. Toch werd daar een zaadje geplant: spannend wordt kunst als je het niet helemaal begrijpt – ‘want dan word je nieuwsgierig’. Ze studeerde Germaanse Talen, ging schrijven over kunst, werd opgemerkt door de legendarische Jan Hoet, directeur van het Stedelijk Museum voor Actuele Kunst in Gent, en werd zijn rechterhand. In 2003 kwam ze naar Nederland, waar ze leiding gaf aan W139 en De Appel – beide instituten waar de avant-garde van de hedendaagse kunst wordt getoond.
U werd de laatste jaren steeds genoemd als potentiële nieuwe directeur van het Stedelijk Museum. Hoe egostrelend ook, het lijkt me ook verstorend als je net met nieuwe plannen voor je eigen museum bezig bent.
‘Het is vervelend op twee niveaus. Allereerst: het doet er niet toe of je in de krant genoemd wordt, zo werken sollicitaties niet. Je kunt overal in de top-5 staan en nog die baan niet krijgen, zou je het al willen. En twee: ik ben inderdaad met heel interessante dingen bezig. Daar wil ik aandacht voor. Mensen geloven het niet als ik zeg dat ik niet per se directeur wil worden van het Stedelijk, ze zeggen: maar het is toch het walhalla van de hedendaagse kunst? Ik sluit niet uit dat het ooit nog eens gebeurt, maar als ergens kort na elkaar twee directeuren weg moeten, dan is er meer met dat instituut aan de hand. Welke golden boy of golden girl je er ook neerzet, als er niet eerst wordt uitgemest, gaat het over drie jaar weer mis.’
Andreas Blühm van het Groninger Museum zei in deze serie dat de hedendaagse kunst niet meer in staat is tinteling over te brengen op het publiek. Vind u dat ook?
‘Ligt dat aan de kunst, of ook aan het publiek? Nederlanders houden vooral van directe kunst – als het metaforisch is, of abstract, haken ze snel af. En dan zijn de mensen hier ook nog eens ongevoelig voor de glamour rond hedendaagse kunstenaars, wat niet relevant is voor die kunst, maar wel zorgt voor meer aantrekkingskracht. In België zitten schilders als Luc Tuymans en Michaël Borremans in elk praatprogramma. Noem je in Nederland de naam Marlene Dumas, dan zal er maar een kleine groep weten wie ze is. Terwijl ze wereldberoemd is geworden met een heel toegankelijk oeuvre.’
Hoe kijkt u, als Belgische, naar het Nederlandse museumlandschap?
‘Er is geen land van deze omvang met zo veel musea, in zo’n grote variëteit en met zulke fantastische collecties. Maar helaas ligt de nadruk – in de media, het publiek – vooral op alles wat groots en spectaculair is. Daardoor ontstaat een eenzijdig beeld van wat er in de Nederlandse musea te zien is. Als ik vertel over een spannende tentoonstelling, zeggen mensen: ja leuk, maar hoeveel bezoekers heb je eigenlijk? Of wat is jullie grootste tentoonstelling volgend jaar? Natuurlijk, we doen er zelf ook aan mee. Dit jaar promoten we vooral onze najaarstentoonstelling Frans Hals en de Modernen, want daar krijgt het publiek behalve Hals óók Vincent van Gogh en Manet en Max Liebermann.’
Waarom heropent u het vernieuwde museum dan niet met de Modernen?
‘Omdat mensen anders denken dat we alleen maar blockbusters gaan maken. Terwijl ik wil benadrukken dat we een museum zijn dat het experiment niet schuwt.’
Waaraan herken ik een typische Ann Demeester-tentoonstelling?
‘Erland Høyersten, directeur van het ARoS Aarhus Kunstmuseum in Denemarken, zei ooit: ‘Het museum is als een mentale sportschool.’ Daar kan ik me helemaal in vinden. Mensen willen misschien dat het een sauna is, of de wellness, maar helaas is kunst niet altijd van dien aard dat ze ons alleen ontspanning biedt. Voor De Appel programmeerde ik een show van de Argentijnse Mika Rottenberg, met video’s en installaties over macro-economische issues als uitbuiting van Aziatische arbeiders in de Verenigde Staten. Dat werk zag eruit als een dolkomische, vervreemdende commercial, en dat is wat het allersterkste werk doet: het vergt iets van je hele lichaam. Het verleidt je zintuigen en doet je nadenken.’
Leent elk werk uit uw collectie zich voor een mix?
‘We gaan het uitproberen. De beste tentoonstelling die oud en nieuw combineert heeft iets flirterigs: je trekt aan, en stoot af.’
Voor Rendez-vous met Frans Hals nodigde Demeester kunstenaars, conservatoren en kunsthistorici uit om hun visie op Hals, ‘de aartsvader van het museum’, te geven. Soms is de vertaling heel letterlijk: een zaal met werken gegroepeerd rond een materiaal als goud. Soms thematisch: dan hangt Visserskinderen aan het strand van Frans Hals, de verbeelding van kinderlijke reinheid, naast een schilderij van de Belgische hedendaagse kunstenaar Michaël Borremans, een unheimisch werk waarop naakte, mollige, schattige kinderen in lege ruimtes onduidelijke dingen doen, tegenover De kindermoord in Bethlehem van Cornelis van Haarlem, een suikerzoet schilderij in pastelkleuren over een wreed onderwerp als het vermoorden van peuters. Het is de zaal die Demeester zelf heeft ingericht rond het thema schuld en onschuld. ‘Ik hoop dat bezoekers op die manier niet alleen meer vragen gaan stellen over het dubbelzinnige werk van Borremans, maar ook anders gaan kijken naar de gelaagdheid en tegenstrijdigheden in de schilderijen van Hals en Van Haarlem. Het gesprek tussen oude en nieuwe kunst verscherpt het kijken.’
Gaat u vanaf nu alleen nog maar mengen?
‘Nee, ik wil het bestaande publiek, dat voor het overgrote deel komt voor de oude meesters, niet wegjagen. Dat risico bestaat, maar dat durf ik aan. Laatst zei iemand uit onze Raad van Advies: ‘Ann, oude kunst en hedendaagse kunst, dat is als tennis en hockey. Jij wil tennishockey, maar niemand wil dat.’’
Moeten alle musea transhistorisch gaan programmeren?
‘Dan krijg je een eenheidsworst. Ik vind wel dat musea voor hedendaagse kunst meer moeten beseffen dat ze wortels hebben in de kunstgeschiedenis. De harde breuk – De Hallen kwam er in 1950 – was nodig om te emanciperen. Om zich af te zetten tegen de 19de-eeuwse kunst als suf, duf, bourgeois. Het Museum voor Actuele Kunst in Gent, waar ik ben opgeleid, is geëmancipeerd uit de boezem van het Museum voor Schone Kunsten. Dat was een duidelijke afzetbeweging, die veel langer duurde dan in Nederland. Eind jaren vijftig werd een eerste aanzet gegeven voor een hedendaags museum; pas in 1999 kwam er een eigen gebouw, met een aparte identiteit, om duidelijk te maken: hedendaagse kunst is net zo belangrijk en relevant als oude kunst. Nu dat bewezen is, kan er toenadering worden gezocht.’
Ineens groot denkend: ‘Als je kijkt naar het Museumplein in Amsterdam, waar drie musea zitten waar de hele wereld op afkomt, het Rijksmuseum, het Van Gogh Museum en het Stedelijk, met collecties die elkaar raken – dan vraag ik me af: kan die relatie niet productiever worden gemaakt? Het Stedelijk toont die geweldige Van Gogh, een portret van Augustine Roulin, als een geïsoleerd meesterwerk in de collectie-opstelling. Ik zou daar meteen verwijzen naar het Van Gogh Museum, waar zijn hele oeuvre wordt getoond, en ik zou ook uitleggen wat de rol van Van Gogh is in de Nederlandse kunstgeschiedenis. Ik heb er niet concreet over nagedacht hoe het eruit zou moeten zien, maar je zou in elk van de drie musea een soort checkpointzones willen, transitiezones, waarin je de bezoeker dwarsverbanden laat zien. Nu lijkt het alsof dat hele plein is doorkruist met Berlijnse muren.’
Balkon:
Frans Hals Museum, ontstaan in 1862, sinds 1950 met dependance De Hallen voor hedendaagse kunst. Kern van de collectie rond oude meesters Frans Hals, Pieter Saenredam, Salomon van Ruysdael en Judith Leyster, collectie moderne schilders waaronder Israëls en Sluijters, en hedendaags van onder meer Tracey Emin, Koos Breukel, Rineke Dijkstra en Fiona Tan. Best bezochte tentoonstelling van de afgelopen vijf jaar: Frans Hals, oog in oog met Rembrandt, 96 duizend bezoekers. Bezoekers in 2017: 151 duizend.
Laatste kunstaankoop voor thuis:
‘Een conceptueel werk van de jonge Britse kunstenaar Sam Curtis, over een kunstenaar die wil doordringen tot het hart van de macht. Het werk is de laatste brief van een correspondentie met het Britse koninklijk huis, over de vraag of hij artist in residence kon worden in Buckingham Palace. In beleefd elegante Britse eufemistische termen wordt gezegd: ben je helemaal besodemieterd, natuurlijk kan dat niet.’
U mag uw bezoekers naar een ander museum sturen. Waar moeten ze naartoe?
‘Museum Kolumba in Keulen, in het bezit van het Aartsbisdom, prachtig verbouwd door de Zwitserse architect Peter Zumthor, waar ongebruikelijke combinaties worden gemaakt van kerkelijk erfgoed en hedendaagse kunst.’
Er valt het museum 500 duizend euro in de schoot. Waaraan geeft u het uit?
‘Ik ben een enorme fan van de Zwitserse kunstenaar Ugo Rondinone, die voor de Kunsthalle in Zürich een megasculptuur heeft gemaakt op het dak. Dat markeert het gebouw meteen als kunstgebouw, en zoiets kan Hal ook gebruiken. Dat herkent iedereen als monument, maar niet als museum.’