InterviewClairy Polak
‘Alzheimer is een allesdoordringend monster’
Zo’n tien jaar geleden kreeg de echtgenoot van presentatrice Clairy Polak ( 62 ) de ziekte van Alzheimer. Hij overleed drie weken geleden, vlak voor het verschijnen van de roman die ze erover schreef, Voorbij, voorbij.
Ze steekt haar neus in haar roman die ze zojuist, vers van de pers, van haar uitgever heeft gekregen. Het is het aangrijpende liefdesverhaal van een echtpaar dat te maken krijgt met de verwoestende gevolgen van alzheimer. Een verhaal dat ze als geen ander kent. Tien jaar geleden werd haar eigen man getroffen door de ziekte.
Ze snuift de geur van de bladzijden op. ‘Leo is anders gaan ruiken. Niet vies of zo, maar anders, onbestemder. Een beetje zoals papier’, schrijft ze op een van de pagina’s.
Een beetje zoals dit nu ruikt?
‘Nee, dit ruikt anders, naar een combinatie van papier en inkt. Nico rook meer naar perkament.’
‘Haar lief werd langzaam maar zeker vanbinnen uitgehold, opgevreten door een onzichtbare hersenmijt die gaten knaagde in zijn brein’, schreef ze op een van de andere pagina’s van haar roman Voorbij, voorbij, waarin Nico Leo heet en zij Judith. Op de laatste bladzijde leeft Leo nog. Drie weken geleden stierf Nico.
Hoe gaat het met je?
‘Ja... Dat is nou een heel moeilijke vraag. Laat ik gewoon zeggen dat het goed gaat.’
Het is opeens snel gegaan.
‘Ja, het is heel snel gegaan.’ Raakt even geëmotioneerd. ‘Ik praat er nog steeds moeilijk over.’ Dan, monter: ‘Dus in die zin gaat het niet goed, maar verder gaat het goed.’
Wat is ‘verder’?
‘Verder is dat het leven doorgaat. Dat het boek uitkomt, dat ik mijn werk nog heb. Dat ik het televisieprogramma Het filosofisch kwintet nu aan het voorbereiden ben en dat dat behoorlijk afleidt van... ja... de onverwachte rouw die er op de een of andere manier toch is. Terwijl ik eigenlijk dacht dat rouwproces achter de rug te hebben doordat ik hem door de alzheimer al zo veel jaar kwijt ben. Maar dat is dus niet het geval.’
Waaraan is Nico overleden?
‘Aan een longontsteking. Je verzwakt op den duur zo door alzheimer en als je dan zoiets oploopt, is het snel afgelopen. In Nico’s geval heel snel, binnen anderhalve dag.’
Hij woonde al bijna vier jaar in een verpleeghuis. Mis je het om bij hem op bezoek te gaan?
‘Precies dát, ja. Want verder was er al niet veel meer. Hij herkende me niet, hij had geen woorden meer, dus we hadden ook geen gesprekken. Het beperkte zich tot een beetje thee- en koffiedrinken en wat wandelen. Maar dat gaf toch enige structuur en zin aan mijn leven. En dat is weg.’
Was je erbij toen hij overleed?
‘Ja.’
Dus je hebt nog wel afscheid kunnen nemen.
‘Nee. Ja, emotioneel is het fijn dat ik erbij was, maar er was al geen contact meer. Wel in de aanraking, maar in de blik niet. Die was al weg. Dus dat is niet echt afscheid nemen.’
Je hebt het in je boek over troost. Waarin vind je troost?
‘Op dit moment is de troost dat het echt veel beter is voor hem. Hij is symbolisch genoeg op Bevrijdingsdag gestorven. En dat is troostvol. Omdat hij niets meer aan het leven had. Al weet ik dat niet zeker. Ik weet nog steeds niet of hij eronder heeft geleden. Dat beschrijf ik ook in mijn boek, hoe duister die ziekte is en hoe je geen enkel referentiekader meer hebt. Je weet niet wanneer hij pijn heeft. Ja, als hij ‘au’ zegt, maar is dat echt pijn of een reflex?’
Was het schrijven van het boek troostvol?
‘Troostvol is voor mij als ik iets kan begrijpen, maar dit is een volstrekt ondoorgrondelijke ziekte. Het werkt natuurlijk even verlichtend als een vriend een arm om je heenslaat, maar troost in de zin van doorgronden en begrijpen is heel iets anders. Dat moet ik toch alleen doen. Dus troost in die zin was er niet en is er eigenlijk nog steeds niet. Daar komt bij dat ik pas kon schrijven toen ik afstand had genomen. Ik ben begonnen met het boek vlak nadat ik hem had ondergebracht in een verpleeghuis, maar het schrijven ging aanvankelijk helemaal niet. Pas een paar jaar later, toen ik weinig werk had, ben ik het weer gaan proberen. En heb ik, behalve afstand in tijd, ook afstand genomen door van Nico en mij romanfiguren te maken. Was dat troostvol? Nee, maar het heeft me wel geholpen om enigszins in het reine te komen met de schuldgevoelens, vragen en twijfels die ik had.’
Kun je je het moment nog herinneren dat je besefte: hij heeft echt iets? Hij is niet gewoon een beetje verward.
‘Nee. Er zijn in die ziekte geen piketpaaltjes. Iedere keer weer word je onverhoeds door het monster aangevallen. Als het even goed gaat, denk je: o, het is weg, maar dan komt het toch weer terug. Dat gaat van steeds te veel of te weinig zout in het eten gooien bij het koken, het gas aandoen om water op te zetten en het volgende moment niet meer weten waarom hij bij het fornuis staat, de wc niet kunnen vinden, tot in paniek raken als hij mij niet vond, de straat oplopen om mij te roepen, en dan de weg kwijtraken. Pas door de herhaling, als er heel veel van dat soort momenten zijn, gaat er een belletje rinkelen.
‘Je wilt zo graag dat het toeval is. Dat is zo raar aan de menselijke psyche. Een heel proces van ontkennen gaat vooraf aan het erkennen. Wanneer het echt niet meer te ontkennen is, is het moment dat je herinnering ook wordt aangetast. Je bent opgebouwd uit de herinneringen die je in de loop van je leven verzamelt. Als je die kwijtraakt, raak je een deel van je persoonlijkheid kwijt. En dan dringt langzaam het besef door wat voor vreselijke ziekte het is. Dan is het voor diegene die het heeft, op den duur bijna weer een zegen dat hij vergeet dat hij ziek is, denk ik.’
Als je je boek leest, lijkt het alsof hij zich vaak alleen en eenzaam heeft gevoeld.
‘Ja. Al was het maar omdat hij niet meer weet dat ik net nog bij hem was of dat hij getrouwd is. Soms is er even blijdschap of iets van vrolijkheid, maar één minuut later is hij het vergeten en denkt hij weer dat hij alleen is. Ook al kan ik niet bevroeden hoe hij zijn ziekte heeft ervaren, ik denk dat er echt grote wanhoop was.’
Waaraan zag je dat?
‘In het begin confronteer je iemand met het feit dat hij zich niet meer herinnert: ‘Weet je niet meer wat je gisteren hebt gedaan?’, ‘Hè?! Kon je nou de weg naar de Albert Heijn niet meer vinden?’ Reken maar dat de poging om die herinneringen dan vast te houden wanhoop oplevert. Nico is op een gegeven moment allerlei herinneringen aan vroeger op gaan schrijven, daarvan heb ik er een aantal in dit boek gebruikt. In die behoefte te gaan schrijven, lees ik ook wanhoop.’
Was hij ook weleens emotioneel in die wanhoop?
‘Ja, zeker. Hij praatte er niet gemakkelijk over, maar ik merkte dat aan alles. Ik kende hem natuurlijk als mijn eigen broekzak. Zijn manier om met wanhoop om te gaan, was door het weg te duwen. Zinnetjes als ‘weet je wat, we zien wel’, bleef hij voortdurend herhalen, dat was zijn manier om zijn paniek te bezweren.’
Heb je jezelf verbaasd met de manier waarop jij ermee omging?
‘Het is een keten van rampjes en crisismanagement waarmee je doorlopend bezig bent, dus er is niet veel tijd voor reflectie. Ik merkte wel dat ik het af en toe niet kon helpen dat ik kwaad of ongeduldig werd. Waarover ik dan weer een vreselijk schuldgevoel had. Maar dat kun je pas achteraf benoemen. Op het moment zelf ga je gewoon door.
‘Je hele relatie verandert. Van een gelijkwaardige liefdesverhouding wordt het een verbintenis waarin de een voor de ander gaat zorgen. Waarin je de ander gaat betuttelen, omdat je hem wil behoeden voor allerlei enge, nare, vervelende dingen. Het wordt een soort moeder-kindrelatie, met als groot verschil dat het kind normaal gesproken dingen bijleert van zijn moeder. Het proces van Nico ging de omgekeerde kant op.’
In je boek voelt Judith zich in de periode nadat ze haar man heeft ondergebracht in het verpleeghuis depressief. Ze doet een test en geeft op de vraag: heb je zelfmoordgedachten?, het antwoord: heel vaak.
Snel: ‘Dat is pure fictie. Ik heb die test niet gedaan.’
Maar had je zelf af en toe ook zelfmoordgedachten?
‘Ja, dat wel ja. En daarna dacht ik: daaraan mag ik niet denken, want ik moet voor hem zorgen.’
Wat zorgde voor die zelfmoordgedachten?
‘Ik ben geen psycholoog, maar je wilt dat het stopt. Het is ook de uitzichtloosheid en het besef dat je... Kijk: je definieert jezelf toch ook in de zin van de betekenis die je voor een ander hebt. En die is ineens heel anders. Of die verdwijnt. En de zin die je zelf aan het leven geeft, wordt daarmee ook anders. Je vraagt je af: voor wie heb ik nog betekenis als het niet voor mijn eigen man is?’ Zachter: ‘En dan zijn er momenten dat je het even niet meer ziet zitten. Ja....’
Is het een gevoel van liefdesverdriet, dat je je man kwijt bent?
‘Ja, ik denk uiteindelijk dat dat het is.’
Hoe is het op dit moment met je liefdesverdriet?
‘Nou ja.’ Kleine lach. ‘Het is er nog steeds. Alleen ook daar leer je mee omgaan, gewoon.’
Wordt het meer op het moment dat hij overlijdt?
‘Ik kan...Ik weet het niet. Ik weet het gewoon niet.’ Stilte.
‘Dat is heel raar met verdriet, want ik ben ervan overtúigd dat het beter is voor hem. Dus in die zin zou ik opgelucht moeten zijn, en ik ben ook best opgelucht, voor hem.’
De emoties worden even te veel, ze kan niet meer praten.
Voor jezelf ben je niet opgelucht.
Met geëmotioneerde stem: ‘Nee, maar dat is raar, want dat is een enorm egoïstisch gevoel eigenlijk. Dat is een gruwelijk egoïsme….’
Lange stilte. Een slok water.
‘Ja, kom daar maar eens overheen met een vraag.’ Harde lach.
Zeven jaar geleden zei je in de Volkskrant dat je privéleven niemand wat aangaat. Hoe is het om nu zo persoonlijk te worden?
‘Het is een roman, hè? Maar natuurlijk heb ik me gerealiseerd dat het eigenlijk bizar is dat ik, die nooit iets wilde zeggen over privézaken, dat nu doorbreek. Dat is ook omdat ik denk dat ik iets te melden heb over die ziekte, en een beetje genoeg had van al die anekdotes. Alzheimer wordt vaak beschreven in columns, in verhaaltjes, ik wilde er een geschiedenis van maken. Ik wilde laten zien hoe deze ziekte het leven in al zijn facetten verandert. Het ergert me als mensen voor een tv-programma in een alzheimerhuis gaan zitten en zeggen: kijk eens hoe leuk wij met die mensen kunnen omgaan? We doen een verkleedpartijtje en iedereen heeft het naar zijn zin. Dat is zo bezijden de dagelijkse werkelijkheid. Er is geen moment waarop die ziekte geen rol speelt. Zelfs in mijn slaap moest ik altijd extra waakzaam zijn, omdat hij kon weglopen en zomaar de straat op zou kunnen gaan. Alzheimer is een allesdoordringend monster.’
Is het boek ook een eerbetoon aan Nico?
‘Nu hij is gestorven, wordt het een monumentje, maar zo was het niet bedoeld. Ik had van tevoren niet bedacht dat zijn overlijden zou samenvallen met het verschijnen van het boek.’
Leo had, net als Nico, een investeringsbedrijfje, ging drie keer failliet met gedupeerde beleggers tot gevolg. Waarom heb je dat opgenomen in het boek?
‘Omdat de alzheimer daarin een rol speelde. Het is een feit dat Nico niet zo goed was in dat werk, daardoor is hij twee keer eerder failliet gegaan. Maar dat niemand bij de laatste keer geloofde dat hij oprecht niet wist wat er was misgegaan, stak me. Ze dachten dat hij er met het geld vandoor was gegaan en dus een fraudeur en een misdadiger was. Maar hij kón geen opening van zaken geven omdat hij het zelf niet meer wist. De verklaring van het alzheimercentrum die zijn ziekte bevestigde, was niet voldoende om die argwaan te ontkrachten.’
‘Echtgenoot Clairy Polak afgelopen twintig jaar tot drie keer toe betrokken bij grote fraudezaken, waarbij beleggers voor zeker tien miljoen euro het schip ingingen!’, kopten de bladen. Heeft Nico iets daarvan meegekregen?
‘Nee. Niets. Daarvan heb alleen ik wat meegekregen.’
Wat deed jou dat?
‘Dat is natuurlijk verschrikkelijk, ook omdat je er niks tegen kunt doen.’
Is dat misschien iets wat je aan jezelf verbaasde toen je het allemaal zo achter elkaar opschreef in je boek? ‘De afhandeling van dit laatste faillissement had hun of, beter gezegd, al haar spaargeld gekost. De eerste keer dat het misging hadden ze halsoverkop hun huis moeten verkopen en had Leo’s faillissement ook alles wat zij had gespaard en van haar ouders had geërfd opgeslokt’, schrijf je. De laatste keer lag het aan zijn alzheimer, maar de eerste twee keer niet, toen is hij er ook een keer voor vervolgd. Je staat bekend als een scherpe interviewer, naar Nico’s zakelijke praktijken lijk je best mild te kijken.
‘Dat is ook zo. Nou ja, mild, ik heb deze kant van hem geaccepteerd. Dat is iets anders dan dat ik er mild over was.’
Maar vind je het bijzonder aan jezelf dat je dat kon accepteren?
‘Haha, is dat bijzonder? Ja, dat is wel bijzonder, denk ik. Ja nee, natuurlijk dat is bijzonder. Dat doet liefde. Geloof ik. Die laat je dat accepteren. Als je me dit 35 jaar geleden had gevraagd, dan had ik echt geroepen: ben je gek geworden, dat zal ik nooit pikken! Ik ben voor het eerst gaan snappen dat sommige vrouwen die werden geslagen door hun man niet bij hem weggingen. Waarbij ik overigens wil benadrukken dat slaan bij mij helemaal niet aan de hand is geweest. Helemaal begrijpen doe ik het nog steeds niet, maar ik begrijp inmiddels dat liefde ervoor zorgt dat je iemands zwakten gaat accepteren.’
Heb je je plaatsvervangend schuldig gevoeld naar de gedupeerden van Nico’s handel?
‘Ik ben iemand die zich vrij snel schuldig voelt, maar alleen voor mijn eigen handelen. Over een zekere verantwoordelijkheid, dat is wat anders dan je schuldig voelen, denk je wel degelijk na. Nico bracht mensen die geld hebben en mensen die projecten hebben bij elkaar. Die eerste categorie zijn mensen die snel rijk willen worden en die willens en wetens dat risico hebben genomen. Die kozen bij volle bewustzijn niet voor een beursgenoteerd bedrijf of voor hun geld gewoon op de bank zetten. Het heet niet voor niets risicokapitaal. Ik ben niet verantwoordelijk voor andermans hebzucht.’
Stonden er wel eens schuldeisers voor jullie deur?
‘Ja, vaker dan in het boek voorkomt. Maar dat gaat verder niemand wat aan.’
Je schrijft: ‘Had ze het hem voor de derde keer kunnen vergeven dat hij hun bestaan op het spel had gezet, als ze de alzheimer niet de schuld had kunnen geven?’
‘Daar heb ik geen antwoord op, maar ik heb het me wel afgevraagd. Op een gegeven moment vraag je je toch ook af hoe de liefde verder zou zijn gegaan. Dat weet ik niet. Daar zou dit wel een rol in hebben gespeeld, denk ik.
‘Ik heb het een van zijn minder aantrekkelijke kanten gevonden. Tegelijkertijd kon hij heel goed met tegenslag omgaan. Dat vond ik ook weer leuk aan hem. Hij wilde graag een shortcut to wealth maken, maar het maakte hem ook niet uit om een stapje terug te moeten doen. Het was bij hem angst voor de armoe die er vroeger bij hem thuis was. Daar ben ik pas tijdens het schrijven van het boek achtergekomen, toen ik zijn verhalen las. Hij wilde nooit meer die armoede. Terwijl ik een goede baan had, ik verdiende goed, dus dat hadden we ook niet. Maar hij wilde toch zijn steentje bijdragen, denk ik. Pas nu, achteraf, besef ik hoe belangrijk dat voor hem was.’
‘Zoals een gezicht vervaagt nadat iemand gestorven is, hoeveel wanhopige moeite je ook doet het beeld op het netvlies te houden, zo vervagen de redenen dat ze van Leo hield’, schrijf je.
‘De redenen waarom je van iemand bent gaan houden verdampen, ze worden opgevreten door de alzheimer. Aan het eind is het helemaal niet meer terug te herkennen. Wat is die liefde dan nog? Waarom hou ik dan nog van deze man? Dat heeft misschien te maken met een soort van herkenbaarheid in een blik of een gebaar. Of dat iemand zozeer deel is gaan uitmaken van jezelf... Ik weet het niet. Dat is het rare aan wat wij denken dat liefde is.’
Misschien is liefde ook dat iemand iets bij je wakker maakt waarvan je het bestaan niet wist.
‘Ja. Ik ben van nature een behoorlijke pessimist en hij heeft in mij wakker gemaakt dat ik het leven van de zonnige kant ben gaan zien. Als hij in de buurt was, ging het leven een octaaf omhoog, schrijf ik. Behalve werken deden we alles samen.’
Is het moment dat je hem met een smoesje naar het verpleeghuis bracht, waar hij definitief moest gaan wonen, het zwaarste moment voor je geweest?
‘Dat is het állerzwaarste moment geweest. Op het moment zelf heeft hij het ook doorgehad. Hij was woedend. Alleen, en dat is dan weer de verzachtende werking van alzheimer, de dag erop wist hij het niet meer. Hij is mij wel nog lang blijven zoeken, mijn naam blijven roepen. Alleen niet meer met het besef dat ik hem in de steek had gelaten, maar omdat hij me niet kon vinden.’
Wanneer werd het voor jou onhoudbaar om hem thuis te houden?
‘Fysiek was ik uitgeput, vanwege de vermoeidheid, maar ook psychisch dreigde ik eraan onderdoor te gaan. Ik dacht: ik kan niet meer normaal reageren, niet meer de zorg bieden, niet het geduld en de liefde, helemaal niks. Vervolgens ga je nog een heel proces door eer je dat bij jezelf kunt toelaten. En op het moment dat je denkt: nu kan ik echt niets meer voor hem betekenen, nu is hij echt beter af bij mensen die dit professioneel doen, dan is er plotseling nog een wachtlijst. Dus die laatste maanden waren een hel. Maar de opluchting waarvan ik dacht dat-ie er zou zijn als het zover zou zijn, was er ook weer niet.’
Judith wordt ontslagen vanwege een reorganisatie. Refereert dat aan de beslissing dat niet jij maar Mariëlle Tweebeeke Nieuwsuur mocht presenteren omdat jij te veel een Vara-aura zou hebben?
‘Ja dat was wel een knipoog naar het echte leven. Ik twijfel er overigens aan of dat zogenaamde aura de echte reden was. Volgens mij speelde mijn leeftijd ook mee.’
Nico had toen net de diagnose alzheimer gekregen. Was je ergens ook blij dat je daardoor meer thuis kon zijn?
‘Niet op dat moment, toen voelde ik me echt gedumpt. Ik werd ook gedumpt, haha. Ja, echt.’
Hoe gaat het financieel nu met jou?
‘Ik ben wel blijven werken. En ik heb nu een boek geschreven, dat betaalt ook. En verder heb ik mezelf in leven gehouden met wat ik vroeger schnabbels noemde en toen niet deed, maar wat nu manieren zijn om brood op de plank te krijgen. Dus moderator zijn bij symposia, dat soort dingen.’
‘Alles is me in mijn leven komen aanwaaien. Ik heb een heerlijke jeugd gehad, fantastische ouders, nooit problemen op school. Ook wat mijn loopbaan betreft is alles min of meer op mijn weg gekomen’, zei je eerder. Ben je dan minder bedreven in omgaan met tegenslag?
‘Nee, ik kan juist goed omgaan met tegenslag. Dat heb ik – zou ik bijna zeggen – inmiddels wel bewezen. Van faillissementen tot alzheimer, ik kan er goed mee omgaan. Misschien wel juist omdat de basis zo gelukkig was.’
‘Voorbij, voorbij, o en voorgoed voorbij’, citeer je de dichter J.C. Bloem. Hoe nu verder?
‘Ja, hoe verder? Ik ga gewoon door. Ik had wel even de neiging om mijn rouw te verlichten door afstand te nemen van alles, door bijvoorbeeld te verhuizen. Maar uiteindelijk denk ik dat dat een heel slecht idee is. Ik denk dat je het gewoon moet uitzitten en over je heen moet laten komen, en dat het geen goed idee is om een heel nieuwe weg in te slaan. Aan de andere kant heb ik dat met dit boek wel gedaan, net zoals ik twee jaar geleden met spelen in een toneelstuk een nieuwe weg ben ingeslagen. Dat had ik nooit kunnen doen als ik nog voor mijn lief had gezorgd. Dus het is niet zo dat alles bij het oude blijft.’
‘Mijn lief.’
‘Zei ik dat? Ja, dat blijft natuurlijk zo.’ Zachtjes: ‘Dat verandert niet.’
Voorbij, voorbij, Clairy Polak, J.M. Meulenhoff, 256 pagina’s, €19,99.
Clairy Polak
1956Geboren in Amsterdam, dochter van actrice Katja Berndsen en acteur Bram Polak (Alexander Pola).
1988Bureauredacteur bij de VARA
1995Radio 1 Journaal
2003NOVA
2006Buitenhof
2010Laatste aflevering NOVA
2010Met het oog op morgen
2011Presentator van het jaar (Elsevier)
2011Het filosofisch kwartet (HUMAN)
2012De waan van de dag en De klassieken op Radio 4
2017 Debuut als actrice in het theaterstuk Terror, waarin ze een rechtbankvoorzitter speelde