BoekrecensieDe Saamhorigheidsgroep

Als Merijn de Boer zijn ironie laat varen, wordt De Saamhorigheidsgroep meeslepend ★★★☆☆

De Haarlemse idealisten in de nieuwe roman van Merijn de Boer blijven een beetje flets. Waar de schrijver zijn ironie durft te laten varen, wordt het meeslepend.

Bo van Houwelingen
null Beeld Querido
Beeld Querido

Ze steunen de albinobevolking in Zimbabwe, blinde mijnwerkers in Wallonië, gehandicapte prostituees in Honduras, lesbische radiopioniers in Tanzania, analfabete Afghanen en moeders zonder mannen in Zaïre. Ja, minderheidsgroepen kunnen rekenen op de ongebreidelde steun van de Saamhorigheidsgroep, een kliekje Haarlemse idealisten dat de hoofdrol speelt in de gelijknamige nieuwe roman van Merijn de Boer (1982). ‘Als iemand bijvoorbeeld én arbeidsongeschikt én allochtoon én homofiel was, dan kon die wat hen betreft eigenlijk al niks meer fout doen. Als zo iemand ook nog eens in de derde wereld woonde, dan kwam diegene in aanmerking voor financiële steun uit Haarlem.’

Begin jaren tachtig zaten De Boers ouders in deze groep, waarvan elk lid 10 procent van zijn inkomen doneerde aan gezamenlijk gekozen goede doelen. Van hen kent De Boer verhalen over bijeenkomsten, wekelijkse wandeltochten en breiende mannen. Zelf herinnert hij zich niets meer van het saamhorigheidsleven, maar het schijnt dat hij als baby bij een demonstratie tegen kernwapens is geweest. Op de naam van de groep en enkele anekdotes na heeft hij alles in deze roman verzonnen. Zo heeft hij Bernhard Wekman in het leven geroepen. Deze keurige diplomaat met een druk leven in New York staat al na een paar pagina’s met openhangend overhemd en gebalde vuist de Internationale te zingen, nadat hij heeft beseft dat hij dertig jaar geleden voor het laatst gelukkig was: in de jaren tachtig, de tijd dat hij lid was van de Saamhorigheidsgroep.

Eigenlijk past hij – een hoeddragende, naar opera’s luisterende, Volvo-rijdende snob – niet in het groepje van linkse gutmenschen die tegen Shell, de Navo, vliegtuigen, wit brood en vanillevla zijn. Maar als Bernhard verliefd wordt op een van hen, de sproetige verloskundige Liza, besluit hij zich toch bij hen aan te sluiten. Al gauw staat hij elk weekend in de duinen frisse lucht op te snuiven, naakt te volksdansen of lege melkpakken aan elkaar te plakken op de knutselavond voor mannen.

Potsierlijk clubje

Inderdaad, De Boer heeft er een nogal potsierlijk clubje van gemaakt. Dat is vaak grappig, maar het beperkt het verhaal ook. Het is moeilijk te geloven dat Bernhard echt lol heeft in de bijeenkomsten, waar groepsleider Bronno – een pedante geitenwollensok met een kabouterbaard – slaapverwekkende monologen houdt over de wereldproblematiek. Ook de meeste andere leden zijn niet bepaald sfeerverhogende figuren, maar zuinige en nogal humorloze theeleuten, die van alles aan te merken hebben op Bernhard. Als automobilist vertegenwoordigt hij in feite het Kwaad op aarde (al rijden ze maar al te graag mee als ze op vakantie gaan), zijn wangen zijn te glad geschoren en zijn haar is te kort, en als hij eens in pak op een bijeenkomst verschijnt, is de consternatie groot. Ralf: ‘Zozo! Meneer de bankdirecteur!’ Olga: ‘Ik kan het niet aanzien… Ik word er helemaal naar van.’ Bronno: ‘Die stropdas. Daarmee geef je toch wel een signaal af.’ Wiebe: ‘Je zal toch begrijpen, Bernhard, dat een pak en een stropdas niet bepaald passen bij onze idealen.’

Als De Boer dan schrijft dat er ‘iets warms’ uitgaat van deze mensen, dat ze veel samen lachen, dat ze opgewekt en gelukkig zijn en dat hun ‘naïeve en vrolijke optimisme geen ruimte laat voor doemdenken’, moeten we dat maar voor waar aannemen, want overtuigende voorbeelden hiervan staan niet in dit boek. Dat de meeste leden uit de groep hun karikaturale beschrijving niet ontstijgen werkt niet mee. De mannen worden vooral getypeerd door hun lichaamsgeur (nadrukkelijk) en beharing (ook nadrukkelijk), de vrouwen blijven, op een beschrijving van hun borsten (spitse tietjes, uitzinnige voorgevel, nauwelijks waarneembare welvingen) na, nogal flets en zijn daardoor moeilijk uit elkaar te houden. Omdat de personages zo oppervlakkig zijn doen de scènes waarin zij voorkomen nogal willekeurig aan. Ralf ligt naakt te zonnen en geniet ‘enorm’ van de aanblik van zijn geslacht – oké. Wiebe (neushaar) vertelt Renate dat hij fantaseert over bondage – zal wel. Laurens trekt een mal rood jasje aan en danst met Douwe – moeten ze zelf weten. Maar waar hun idealisme vandaan komt, waarom ze zich zo aan hun strikte normen vastklampen, of ze weleens twijfels hebben: daarover niets.

Merijn de Boer Beeld Chantal Heijnen
Merijn de BoerBeeld Chantal Heijnen

Écht gevoel

Alleen Bernhard zelf, zijn geheime liefde Liza en haar man Tristan (lange paardenstaart) komen tot leven. De affaire maakt deze personages overtuigend doordat ze afwegingen en levensbepalende keuzes moeten maken die iets prijsgeven over hun karakter. Doordat De Boer in deze scènes zijn ironie durft te laten varen, ontstaat er ruimte voor écht gevoel, wordt het ontroerend en meeslepend. Een radeloze Tristan, in de stromende regen voor het huis van Bernhard, die daar ligt te vrijen met Liza. ‘Ik houd van je!’ schreeuwde hij zo hard als hij kon. ‘Ik houd van je!’ Deerniswekkender krijg je het niet, maar het raakt je wél, en daar snak je soms naar in deze verder ietwat flegmatische roman, waarin veel scènes aandoen als soms vermakelijke, soms absurdistische, maar toch loze vulling.

Merijn de Boer: De Saamhorigheidsgroep. Querido; 295 pagina’s; € 22,50.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden