Alles liever dan vrede in de kritiek

Sinterklazerij en angsthazerij domineren de literaire kritiek, betoogt Arjan Peters. Omkijken naar de goede oude tijd heeft geen zin, want het was toen niet veel beter....

Arjan Peters

Vaker dan voorheen bespeur ik bij schrijvers, lezers, bij zekerewetenschappers en collega-recensenten, onzekerheid over de status van deliteratuurcriticus. Die zou geen gezag meer hebben, terwijl dat 'vroeger'vanzelf sprak. De kritiek, hoor je dan, verkeert in een identiteitscrisis;net zo'n dooddoener als de stokoude stelling dat de roman dood is.

In de onlangs verschenen geactualiseerde editie van Nederlandseliteratuur in een notedop, van Annette Portegies en Ron Rijghard, nota beneeen literaire uitgever en een kunstredacteur van NRC Handelsblad, staat opde laatste pagina: 'De Nederlandse roman is niet dood, maar ligt wel ziekop bed. De almaar toenemende productie voedt vooral de middelmaat. Veelwerk is niet onaardig of gewoon goed, maar weinig is onvergetelijk.' Wathadden ze dan gedacht? Natuurlijk is weinig onvergetelijk, dat was altijdal zo, en het is altijd en overal zo - maar laat ik nou gedacht hebben dathet onze taak is juist dat weinige onvergetelijke te onthalen op warmestukken.

Een curieuze kopschuwheid heeft zich meester gemaakt van veel critici.Wat gebeurde er eigenlijk precies 'vroeger', toen alles zoveelgemakkelijker zou gaan? Moet ik dan werkelijk in herinnering brengen dater voor 1970 niet eens speciale literaire katernen in kranten en weekbladenwaren?

Moet ik nog eens wijzen op het onderzoek van Jacqueline Bel, die voorde laatste decennia van de 19de eeuw naging wat 'men' toen las, en dat detop-10 van die dagen heel andere titels bevatte dan literatuurcritici metterugwerkende kracht als boeken van importantie voor die periode hebbenaangemerkt? Als reactie op de populaire constatering dat de literairekritiek geen rol van betekenis meer speelt, omdat naar de mond wordtgesnoerd door verkoopcijfers en een zondvloed aan middelmatig proza, zieje sommige critici in hun schulp kruipen. Ze kiezen niet meer, uit angstvoor joker te staan.

Sinds de uitvinding van de roman bestaat er romankritiek, dat is dus alminstens twee eeuwen zo - maar nu ineens zou er sprake zijn van eendefinitieve crisis. Ik waag dat te betwijfelen. Weliswaar pratentegenwoordig meer mensen mee over romans dan laten we zeggen in de jarenvijftig, maar sla de leggers in het Persmuseum er op na en lees die oudekritieken eens terug, die vaak oeverloos voortzwamden, alleen omdat geeneindredacteur of meelezer het waagde het reservaat van de geleerde criticuste betreden! En als we leeghoofdig spreken over het ooit onaantastbarekarakter van 'gezag en macht', ga dan eens na hoe de top-10 er halverwegede jaren vijftig uitzag. Het is al vaker opgemerkt: Bezige Bij-uitgeverLubberhuizen durfde de avantgardistische Vijftigers te publiceren, maar hijkon zich die durf permitteren omdat hij tegelijkertijd wist dat deromannetjes van Willy Corsari borg stonden voor een omzet die de uitgavevan moeilijk verkoopbare experimentele poëzie mogelijk maakte.

De markt is harder geworden, zeker, juist daarom moet de wakkerecriticus zijn oren spitsen als zich een nieuw geluid aandient dat nietmeteen een grote groep als muziek in de oren klinkt. Als er zoveelmiddelmatigs wordt gepubliceerd, dan is zeven en selecteren toch zo'nopgave niet - want iedereen die een slecht boek leest, dat voel je na eenpagina of drie aan je water, weet dat alleen een godswonder de boel nogvlottrekt.

Met afgrijzen stel ik echter vast dat diverse collega's de schrik om hethart slaat. Het lijkt warempel of de critici hier zijn doordesemd van deetiquette die door wijlen Amy Groskamp-Ten Have is opgesteld. Een fouteboel. High culture is verdacht, dus gaan we alles toejuichen of omzichtigbenaderen; onderscheid aanbrengen is doodeng, voor je het weet, heet jeopgesloten te zitten in een ivoren toren. Een paar keer las ik hetafgelopen jaar recensies, waarboven de kop 'Kunst of kitsch?', 'Is dit eengenie of een oplichter?', en dan ging de criticus vervolgens die vraag nietbeantwoorden; die vraag was een conclusie in plaats van eenprobleemstelling, terwijl de kritiek als verslag van een leeservaring dieuitmondt in een beargumenteerd oordeel, een voorstel en geen machtswoord,de opening van een gesprek - kijk, zó kun je over dit boek denken - hetwezen van zijn arbeid hoort te zijn. Als je zo schijterig je oordeelweggeeft, laat je het antwoord over aan derden. Een criticus is geen moederdie het bij haar aangespoelde weeskindje in doeken wikkelt en het pakketjeliefdevol overdraagt aan de boze buitenwereld. Een criticus praat niet metde schrijver en de uitgever mee, hij zegt en schrijft iets terug.

Angsthazerij, vervlakking, alles om de lieve vrede te bewaren, het isde dood in de pot. De lieve vrede bestaat helemaal niet, nergens, nooit.Je hoeft geen zwartkijker te zijn maar gewoon een krantenlezer (internettermag ook) om vast te stellen dat vrede een onbestaanbaarheid is, eenillusie; vrede is een interval tussen twee oorlogen in, een verraderlijkeperiode van rust die doorsneden wordt door de echo van de vorige oorlog enhet tromgeroffel van de eerstvolgende. Literatuur is niet leuk en aardig,geen ongevaarlijke hobby voor een paar wereldvreemde gelukszoekers. Zijlaat juist vaak zien, soms door opzichtig vredelievend weg te dromen, dater buiten die tekst geen pais bestaat.

Ik erger mij mateloos aan het hobbyïsme van een criticus als PieterSteinz van NRC Handelsblad, die als een sinterklaas een brekebeentje alsKhalid Boudou met zijn Schnitzelparadijs een internationale zegetochttoewenste en die met kaartjes, diagrammen en zelfs een kaartspel deliteratuur tot een gezelschapsspel terug probeert te brengen. 'Wilt u meerweten over eenzaamheid in Zweden? Lees dan na Ingmar Bergman ook eensAugust Strindberg.'

Groot is mijn afkeer van de schrijversinterviews en portretten dieElisabeth Lockhorn voor Vrij Nederland maakt, zoals in november 2005 datvan C.O. Jellema, wiens levenswandel en vriendenclub uitgebreid aan de ordekwamen, zonder dat de grootheid van zijn - nog veel te weinig gelezen -poëzie centraal stond.

Mijn haren gingen recht overeind staan toen Hans Goedkoop enige jarengeleden de literaire kritiek wilde verengen tot een vorm van lui narcismedat hém als gegoten zit. Laat in een boek liggen wat je niet begrijpt ofaanstaat, ga vooral op zoek naar wat bij jou past, hield hij zijnbeklagenswaardige pupillen alhier voor. En hij publiceerde daarna eenessaybundel waarin hij zijn credo nog eens uitventte. Literatuur moet,volgens Goedkoop, jou leren hoe te leven, schrijvers doen dat jou voor, enals een schrijver jou geen uitzicht biedt, dan kun je hem daarvoor terverantwoording roepen, en desgewenst afserveren.

Het was verdomme alsof we weer in de jaren vijftig waren beland, toenGerard Kornelis van het Reve werd aangewreven de lezer geen uitzicht tebieden. Reves antwoord leek toen nog afdoende, ik zal het hier evenherhalen voor wie, varend op Goedkoop, zijn klassieken niet kent: 'Laat zeeen spionnetje kopen, de zwetsers.'

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden