InterviewPieter Roelofs en Gregor Weber

‘Al sinds 1885 is gedacht: Vermeer verdient een grote tentoonstelling. Maar dat leek steeds onmogelijk’

Vrijdag 10 februari gaat in het Rijksmuseum in Amsterdam het grootste Vermeer-overzicht uit de geschiedenis van start. De samenstellers vertellen hoe het is gelukt de wereldberoemde werken naar de hoofdstad krijgen.

Anna van Leeuwen
Johannes Vermeer, ‘De soldaat en het lachende meisje’ (ca. 1657-1658). The Frick Collection, New York. Beeld Joseph Coscia Jr
Johannes Vermeer, ‘De soldaat en het lachende meisje’ (ca. 1657-1658). The Frick Collection, New York.Beeld Joseph Coscia Jr

‘Het is zoals wanneer er een grote internationale popster naar Nederland komt. Je weet dat die gaat komen en opeens is-ie er’, zegt Pieter Roelofs, hoofd schilder- en beeldhouwkunst van het Rijksmuseum in Amsterdam.

En dat is alles wat je mag weten?

‘Ja.’

De popster-vergelijking volgt op een ongemakkelijke stilte in een geanimeerd gesprek met Roelofs en zijn collega Gregor Weber, hoofd beeldende kunst van het museum. Wat de verslaggever wilde weten, over de 21 (buitenlandse) Vermeers die deze weken vanuit zeven verschillende landen naar Amsterdam reizen: hoe gaat dat nou precies in zijn werk? Bijvoorbeeld die twee Vermeers uit het Metropolitan Museum of Art in New York, het grootste museum van de VS: komen die dan voor de zekerheid in twee verschillende vliegtuigen? De reactie: een blanco uitdrukking op het gezicht van Roelofs en Weber. De perswoordvoerder grijpt in, daar mag niets over worden gezegd, dat is een veiligheidskwestie.

Pieter Roelofs, hoofd schilder- en beeldhouwkunst van het Rijksmuseum in Amsterdam. Beeld ANP / Arthur Vriend Fotografie
Pieter Roelofs, hoofd schilder- en beeldhouwkunst van het Rijksmuseum in Amsterdam.Beeld ANP / Arthur Vriend Fotografie

De precieze logistiek moeten we dus buiten beschouwing laten. Maar het is natuurlijk niet zo dat die Vermeers er ‘opeens’ zijn. Deze operatie kent een jarenlange voorbereiding, met name van deze twee mannen. Als we de vergelijking met een popster even doortrekken, dan zitten we in de kantoren van het Rijksmuseum aan tafel met twee van de grootste fans. Ze weten alles over de 17de-eeuwse Delftse schilder en vullen elkaar aan in hun loftuitingen. Zegt Roelofs: ‘Bij Vermeer is ieder schilderij raak’, dan zegt Weber, het ontzag hoorbaar in zijn stem: ‘Dat is zo gek, ja!’

Het is een drukke tijd, twee weken voor de opening van de tentoonstelling. ‘Het begin en het einde van het maken van een tentoonstelling zijn het spannendst’, vertelt Weber. Op 10 februari opent in het Rijksmuseum Vermeer, het grootste overzicht van de Delftse schilder uit de geschiedenis, met 28 van de 37 aan hem toegeschreven schilderijen. De catalogus is net gedrukt, in het Nederlands, Engels, Frans en Duits. Er zijn al meer dan honderdduizend kaartjes verkocht, de eerste tien dagen van de tentoonstelling zijn al volgeboekt.

Kunt u vertellen over het allereerste begin, het idee voor deze tentoonstelling, waar komt dat megalomane plan vandaan?

Roelofs: ‘Ik denk dat in het Rijksmuseum al sinds de opening in 1885 is gedacht: Vermeer verdient een overzichtstentoonstelling. Van generatie op generatie is daarover gesproken. Maar het werd steeds voor onmogelijk gehouden. En zo is het voor ons ook altijd geweest. We dachten: het zou ongelooflijk zijn als het een keer zou lukken, maar het kan niet.’

Waarom kon het niet?

Roelofs: ‘Primair omdat The Frick Collection in New York drie Vermeers heeft waarvan in ons vakgebied werd aangenomen dat die niet mochten worden uitgeleend, het gebouw niet mochten verlaten. Maar als je het op topniveau wilt doen, dan zijn die stukken nodig. Dus het ging om de droom: zou het niet mooi zijn als we die stukken een keer terug konden brengen naar het land waar ze gemaakt zijn?’

The Frick Collection is een klein privaat museum, opgericht door de industrieel Henry Clay Frick (1849-1919), die Europese schilderkunst verzamelde en in New York een woonhuis liet bouwen waar die kunst mooi kon worden tentoongesteld. Jaarlijks komen daar zo’n driehonderdduizend mensen kijken naar schilderijen van bijvoorbeeld Fragonard, Goya, Rembrandt en Vermeer.

Met dat voorstel om de Vermeers te lenen hebt u uw Amerikaanse collega’s vast niet ineens overvallen.

Roelofs: ‘Ik deed in 2015 een cursus in New York, samen met Xavier Salomon, die inmiddels adjunct-directeur is van The Frick Collection. Toen hadden we het hier al over.’

Dat was hardop fantaseren?

Roelofs: ‘Zo werken wij conservatoren. We zijn altijd met collega’s in het veld in gesprek, van: zou dit kunnen? Of: ik speel met dit idee. De mensen die met de 17de eeuw bezig zijn, vormen een kleine internationale gemeenschap.’

Weber: ‘Internationale collega’s ken je al heel lang heel goed, je ontmoet ze vaker, ook bij een wijntje of zo. Zo worden sommige ideeën geboren. Je hoeft niet bevriend te zijn, je moet vooral een goede aanleiding hebben om een tentoonstelling te maken.’

Gregor Weber, hoofd beeldende kunst van het Rijksmuseum in Amsterdam. Beeld Myra May
Gregor Weber, hoofd beeldende kunst van het Rijksmuseum in Amsterdam.Beeld Myra May

Roelofs heeft de droom van de drie Frick-Vermeers nooit losgelaten. Salomon ook niet. ‘We zijn die droom altijd warm blijven houden, elke keer als we elkaar ontmoetten, als we appcontact hadden, als we belden.’ In 2017 ging Roelofs met zijn Amerikaanse vakgenoot uit eten in Parijs. Hij begreep toen van Salomon dat The Frick Collection plannen had te gaan verbouwen. En dat bood mogelijkheden. Of Roelofs na dit nieuws nog rustig kon eten, weet hij niet meer. Wel dat hij diezelfde avond Weber heeft opgebeld.

Weber sloeg al snel aan het rekenen: ‘Met de drie uit de Frick en de zeven die hier al in Nederland zijn – drie in het Mauritshuis, vier in het Rijksmuseum – heb je er al tien. En ik weet nog precies welke Vermeer-schilderijen in 1995-1996 in de overzichtstentoonstelling (met 22 werken, red.) in het Mauritshuis hingen; de twee Vermeers uit de Gemäldegalerie Alte Meister in Dresden werden toen niet uitgeleend. Maar onze contacten met Dresden zijn heel goed, ik heb er tien jaar gewerkt, dus als je die ook kunt laten zien heb je er al twaalf. Waarvan er bovendien vijf niet in de Mauritshuis-tentoonstelling te zien waren.’ Dat zou de tentoonstelling onderscheidend genoeg maken om door te zetten.

Is dit alles?

Het oeuvre van Vermeer is opmerkelijk klein. Gregor Weber: ‘We hebben het nu over 37 werken, en er zijn vijf schilderijen die in oude veilingcatalogi worden genoemd. Maar we hebben geen tekeningen, geen etsen, geen studies, geen olieverfschetsen – dat is heel opmerkelijk. Alleen maar topstukken schilderen is onwaarschijnlijk.’

Weber: ‘Je gaat denken: wie zou nog mee kunnen in die lopende trein?’ Het volgende museum dat aan boord kwam, was de National Gallery of Art in Washington D.C.: ‘Die waren bereid hun vier Vermeers uit te lenen.’ Met Betsy Wieseman, hoofd Noord-Europese schilderijen bij de National Gallery, had Weber eerder samengewerkt. ‘Dat is nuttig. Niet noodzakelijk, maar nuttig.’

Vervolgens stond de teller al op zestien stukken. Er volgde een proces van overleggen, praten, bruikleenverzoeken toesturen, vragen beantwoorden en wachten tot er een positieve reactie kwam. ‘Dat was echt elke keer een feestje’, zegt Weber.

Roelofs: ‘Op een gegeven moment dachten we: nu wordt het wel echt heel groot.’

Zijn aan deze bruiklenen ook bepaalde beloften verbonden? Gaat de collectie van het Rijksmuseum na deze tentoonstelling bijvoorbeeld op reis richting de bruikleengevers?

Roelofs: ‘In 2009 is Het melkmeisje in het Metropolitan geweest, toen vierden we vierhonderd jaar Nederland-Amerika-relaties. En we hebben allemaal een goed geheugen, we weten: dat is toen gebeurd. En daardoor kon nu dit, zo gaan die dingen.’

Weber: ‘Het hoeft niet letterlijk zo te gaan, maar dat is wel de instelling.’

Er worden dus geen huishoudboekjes van bijgehouden?

Weber: ‘Nee, zo werkt dat niet.’

En waren vast ook teleurstellingen: bruiklenen die juist niet doorgingen, werken waarop u had gehoopt.

Roelofs: ‘Een teleurstelling die we delen met de eigenaar is het schilderij uit Wenen dat niet is gekomen. Ze hebben er echt alles aan gedaan om te onderzoeken of dat kon komen.’

Weber: ‘Dat schilderij is te kwetsbaar, het is sinds 2008 niet meer uitgeleend. Er zijn eigenlijk vier redenen waarom stukken niet konden komen. Ten eerste kwetsbaarheid; die accepteren we gewoon, we willen geen risico nemen. Ten tweede heb je kunstwerken die al zijn gebonden aan andere bruiklenen, dat is ook duidelijk. Dan heb je werken die van de schenkers niet mogen worden uitgeleend; dat is bijvoorbeeld zo met twee van de Vermeers van het Metropolitan Museum. En tot slot heb je Het concert, dat is gestolen uit het Isabella Stewart Gardner Museum in Boston; wij hebben natuurlijk altijd nog de hoop dat dat opduikt.’

En hebben de acties van klimaatactivisten de bruiklenen nog bemoeilijkt, of hebben die gevolgen gehad voor veiligheidsmaatregelen?

Roelofs: ‘Nee, er is hier altijd optimale zorg.’

Weber: ‘Het is goed dat je weet wat er kan gebeuren.’

Tot op zekere hoogte zijn al deze werken toch bijzonder kwetsbaar?

Roelofs: ‘Ja, het zijn allemaal kunstwerken van ruim 350 jaar oud, daar gaan we met de grootst mogelijke voorzichtigheid mee om. En sommige hebben nog andere problemen, dat de verf dreigt los te laten bijvoorbeeld. Er is zelfs een schilderij, uit de collectie in Kenwood House, dat nog op zijn oorspronkelijke doek en spanraam zit, dan heb je misschien kort een gesprekje daarover. Maar we zouden nooit aan een ander iets vragen waar we zelf nee op zouden zeggen.

‘Je ziet overigens wel dat de technologie een enorme ontwikkeling heeft doorgemaakt: de transportkisten zijn uitgerust met trillingstechnologie die de bewegingen compenseren. Dat maakt dat er nu transporten mogelijk zijn die tien jaar geleden niet konden.’

En misschien is dit ook strikt geheim, maar ik probeer het gewoon: bent u er straks allebei bij als die kisten worden uitgepakt?

Roelofs: ‘Jazeker.’

Weber: ‘Ik noem het altijd pakjesavond, de beste pakjesavond. Je ontmoet dan ook de collega’s weer.’

Roelofs: ‘Wat ik eigenlijk nog nooit heb meegemaakt, is dat al die bruikleengevers zich ook zo verheugen. Normaal komen mensen het transport begeleiden en gaan dan weer weg, maar nu wil iedereen in Amsterdam blijven en het meemaken. Dat is zo mooi om te zien, wat uitzonderlijke topkunst teweeg kan brengen. Dat is Vermeer. Zelfs met heel kleine schilderijtjes.’

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden