RecensieOpera
Aardappelvreters is een geslaagd sprookje met humoristisch acteerwerk en fascinerende muziek (****)
Aardappelvreters
Opera
Door Silbersee, Gouden Haas en Slagwerk Den Haag.
Regie Gienke Deuten
Compositie David Dramm
1/6 Festival Karavaan, Egmond a/d Hoef, daar t/m 9/6. Herh. 15-24/6 Oerol Festival.
De kloof tussen boer en burger, daarover gaat de ‘oeropera’ Aardappelvreters van Silbersee, Gouden Haas en Slagwerk Den Haag. In de voorstelling botsen de belangen van de boer, die al 12 duizend jaar het land bewerkt, op die van de moderne burger, die denkt aan een sustainable future. Op de afgelegen locatie van de voorstelling, te gast bij boer Valkering, wordt het publiek eerst door de stal geleid, waar pasgeboren kalfjes hun neuzen nieuwsgierig door de hekken steken. Aaien mag niet. Een rite de passage voor de stedeling.
De tegenstelling tussen stad en platteland wordt in de voorstelling flink aangescherpt. Het moge duidelijk zijn dat juist de stedeling een lesje moet worden geleerd. Librettist Jibbe Willems verzon een eigen dialect voor de boeren, het Bauerlands. ‘Ne dag nie gewerrek is ne dag verliert’, zegt boer Brot (geweldig gespeeld door spoken word artist Guus van der Steen), nadat zijn moeder (‘Mjodder’) in de gierput is omgekomen. Zijn zus Sus arriveert uit de stad voor de begrafenis, en neemt haar man Max mee. Die spreekt alleen het met Engels doorspekte stads: ‘Funny hoor, dat taaltje, super authentic.’ Sus spreekt een mengeling van beide, en het is tekenend dat ze in de loop van de voorstelling steeds meer Bauerlands spreekt.
De inventiviteit met taal benadrukt dat dit geen realistisch theater is, maar een (Brechtiaans) sprookje. Aanvankelijk komisch, maar het eindigt tragisch. Dat slot voegt plots psychologische gelaagdheid toe aan de lange tijd wat karikaturale personages, maar moralisme past bij de vorm van het sprookje. Brot, Sus, Max, het zijn symbolen: voor de noeste landbewerker en de wijsneuzerige stedeling, die de boer eens gaat vertellen hoe het allemaal moet.
Het is hoe dan ook een geslaagde voorstelling, dankzij het goed getimede, humoristische acteerwerk en de effectieve, bescheiden en toch fascinerende muziek van componist David Dramm. Dramm speelt met de clichés en vooroordelen, hij vergroot ze uit of draait ze om. Wanneer de boeren (Van der Steen en Niels Meliefste, Joey Marijs en Pepe García) tijdens de noeste arbeid een lied zingen, slaan ze bij wijze van percussie op benzinebussen, zaagwielen en koebellen, die aan het podium zijn bevestigd. Het klinkt als een rauwe vorm van osterse folklore, waarmee de stedelijke vooroordelen over de authenticiteit van het boerenleven als exotisme te kijk worden gezet. De dialogen van Sus (Björk Nielsdottir) en Max (Anne Stam) worden daarentegen omlijst met een polyfoon koraal, toonbeeld van westerse beschaving en schoonheid.
Die beschaving laat hier haar kille, kortzichtige kant zien. Maar het boerenleven, aanvankelijk gepresenteerd als idylle, is evenmin het paradijs. Het dramatische slot doet je inzien dat het conflict tussen stad en platteland voorlopig niet is opgelost.