sander donkersin 150 woorden
Half negen ’s ochtends en al een ethisch dilemma aan mijn broek
‘Mag ik met u mee naar binnen, meneer?’, vroeg een jongen bij de toegangspoortjes voor de metro. Ik keek over mijn schouder. Boomlang, capuchon tot over zijn ogen, schouders als eikenhouten planken, gympen zo groot als schoenendozen. ‘Ik vraag het’, vervolgde hij, ‘omdat ik dan vrij dicht tegen u aan moet gaan staan. Soms vinden mensen dat niet prettig.’
Half negen ’s ochtends en al een ethisch dilemma aan mijn broek. Dat ‘soms’ verried dat de jongen vaker glipte. Ik draag het openbaar vervoer een warm hart toe, zonder betalende reizigers gaat het niet. Anderzijds was ik aangenaam verrast dat zo’n vervaarlijk ogend type mij zo beleefd benaderde. Hij had het ook gewoon kunnen doen, ik zou zeker mijn mond hebben gehouden.
Ik wikte, ik woog, ik nam zijn twee meter nog eens goed op, en hoorde mezelf toen lafjes vragen: ‘Hoe dicht is vrij dicht?’