ColumnJulien Althuisius
Ze duwde zacht. ‘Hoe zou je de pijn omschrijven op een schaal van 1 tot 10, waarbij 10 ondraaglijke pijn is?’
Omdat ik al een tijdje kamp met een pijnlijke elleboog-onderarmsituatie maakte ik een afspraak bij de fysiotherapeut voor een dry needling-behandeling. Zelf had ik er geen ervaring mee, maar een kennis raadde het aan. Ik was de afspraak vergeten en kwam ruim een kwartier te laat de praktijkruimte binnen. ‘We slaan de introductie maar over en gaan gelijk prikken’, zei de fysiotherapeut, een vrouw van mijn leeftijd met blond haar en colabruine ogen. Ze vroeg of ik weleens eerder behandeld was met naalden, waarschijnlijk om te checken of ik niet toevallig naaldenangst heb. Dat heb ik niet, ik ben dol op naalden. Naalden, naalden, naalden, heerlijk. ‘Let’s go’, zei ik, lachend.
Ik ging liggen op de behandeltafel. Ze nam mijn onderarm in haar handen en drukte stevig op een paar plekken waar ik aangegeven had last te hebben. Toen haalde ze het naaldje tevoorschijn en stak hem in mijn arm, net onder mijn elleboog. Ze duwde zacht. ‘Hoe zou je de pijn omschrijven op een schaal van 1 tot 10, waarbij 10 ondraaglijke pijn is?’ Ik dacht even na. ‘Eh, twee’, antwoorde ik uiteindelijk. Deze jongen zou ze er niet zomaar onder krijgen. ‘Twee?’, herhaalde ze en ik meende verbazing in haar stem te horen. ‘Ja’, zei ik, niet zonder enige heldhaftige ondertoon, ‘het voelt een beetje ongemakkelijk, maar niet meer dan dat hoor.’ Eén, kleine twee.
Toen ging ze aan het werk. Ze bewoog de naald heen en weer en in het rond. Zonder dat ik er controle over had spande de spier in mijn onderarm zich aan, in schokken, alsof ik schrikdraad had vastgepakt. De pijn zat in de lift. 2, 3, 4, 5, 8. Ik drukte mijn tanden op elkaar en sloot mijn ogen. Nu ging ze er ook bij masseren. Of nou, masseren, het was eerder kneden. Het soort kneden dat je doet als je boos bent dat het deeg een kwartier te laat is en dan ook nog stoere praatjes heeft. Ze vroeg er niet meer naar, maar de pijn had de honderd bereikt. Duizend, als ik eerlijk ben.
Onderweg terug naar huis deed mijn onderarm dusdanig zeer dat ik niet aan de versnelling van mijn fiets kon draaien zonder in tranen uit te barsten. ‘Het doet gewoon heel erg pijn en het is heel vervelend’, zei ik thuis tegen mijn vrouw. En daarna nog eens. En daarna nog eens. Ik hoopte op haar zachte medelijden, temeer omdat zij een paar weken geleden dezelfde behandeling voor haar nek had ondergaan. Als iemand wist hoe vreselijk, hoe einde-der-tijden dit gevoel was, was zij het. Toch, medelijden kreeg ik niet. Advies wel. Ze keek me aan, een schim van een glimlach om haar lippen. ‘Alle mannen zouden eens een kind op de wereld moeten zetten.’