opinieeuropese unie

‘Wopke Hoekstra, geef gewoon toe dat EU afstevent op transferunie’

De sterke lidstaten blijven de zwakke lidstaten onderhouden op kosten van hun eigen belastingbetalers.

Harrie Verbon
De Nederlandse minister van Financiën, Wopke Hoekstra (rechts), praat in Brussel met Eurogroep-voorzitter Mario Centeno uit Portugal (links) en de Duitse minister van Financiën Olaf Scholz (midden), op 21 januari.  Beeld EPA
De Nederlandse minister van Financiën, Wopke Hoekstra (rechts), praat in Brussel met Eurogroep-voorzitter Mario Centeno uit Portugal (links) en de Duitse minister van Financiën Olaf Scholz (midden), op 21 januari.Beeld EPA

Toen Griekenland in 2010 problemen kreeg door een extreem hoge overheidsschuld, werd binnen de kortste keren een tijdelijk fonds opgericht, het ESM geheten, om de Griekse overheid van ‘zachte’ leningen te voorzien.

Dat was in strijd met het verdrag van Maastricht uit 1992, waar de zogeheten no bail-out conditie werd geformuleerd. Lidstaten die met hun overheidstekort in de problemen kwamen mochten niet door andere lidstaten geholpen worden. De ondertekenaars van het verdrag hoopten daarmee te voorkomen dat lidstaten er al van te voren rekening mee gingen houden dat zij bij problemen uit de brand zouden worden geholpen en dus hun begrotingsdiscipline wel konden laten varen.

Desondanks is in de boezem van de Europese Commissie het plan ontstaan om het ESM-fonds uit te bouwen tot een permanent fonds dat overdrachten geeft aan lidstaten in (tijdelijke) financiële en/of economische problemen. De Nederlandse minister van Financiën, Wopke Hoekstra, mobiliseerde een aantal kleinere lidstaten om zich tegen zo’n ‘schokfonds’ te verzetten. Het mocht niet baten: op 4 december 2018 besloten de EU-ministers van Financiën tot de oprichting van dat fonds.

Hoewel het oprichten van dit fonds de EU dichterbij een transferunie brengt waar ‘zwakke’ landen (Griekenland, Italië, enz.) door ‘sterke’ landen (Nederland, Duitsland, enz.) permanent worden onderhouden, presenteerde de regering het besluit van 4 december 2018 als een soort overwinning. De regering was vooral blij dat het voorbehoud werd gemaakt dat lidstaten die in aanmerking willen komen voor een hulpprogramma onder ‘strikte’ voorwaarden eerst hun schuld houdbaar moeten maken.

De regering weet natuurlijk heel goed dat lidstaten die voor steun in aanmerking komen niet of nauwelijks aan die strikte voorwaarden kunnen (of willen) voldoen. Een reden daarvoor is dat de euro voor de sterke landen te goedkoop is en voor de zwakke landen te duur. Daardoor worden de zwakke landen binnen de EU door de sterke landen weggeconcurreerd met tekorten op de handelsbalans en de overheidsbegroting als het logische gevolg.

Als de EU dan aan een lidstaat in nood, laten we zeggen Italië, zou voorschrijven dat er flink bezuinigd moet worden, zou dat de economische problemen van Italië alleen maar vergroten. De strikte voorwaarden die volgens de Nederlandse regering voor het ontvangen van EU-hulp zullen gelden, zijn dus ongeloofwaardig.

Dat bleek afgelopen maand al toen de strafprocedure tegen Italië werd gestaakt door de Europese Commissie, terwijl het evident was dat de Italiaanse overheidsschuld niet houdbaar was bij het verwachte begrotingstekort. Minister Hoekstra heeft daar in de vergadering van Europese ministers van Financiën op 21 en 22 januari bezwaar tegen gemaakt. Als de enige minister kennelijk, waarmee het duidelijk is dat een overgrote meerderheid van de EU-lidstaten niet aan strikte voorwaarden hecht.

Het EU-fonds waar op 4 december toe werd besloten, zal dan ook geen strikte, maar hoogstens zwakke voorwaarden stellen bij financiële transfers naar zwakke lidstaten. Ze motiveren daarom zwakke lidstaten niet om hun economie en hun overheidsbegroting op orde te brengen.

Het zou eerlijker zijn van de regering en vooral van minister Hoekstra als hij zou toegeven dat de EU onontkoombaar afstevent op een transferunie waar permanente financiële steun voor zwakke lidstaten wordt gefinancierd door sterke lidstaten. Er is ook geen alternatief, tenzij de EU-lidstaten bereid zouden zijn de ‘one-size-fits-all’ euro op te geven, zodat de zwakkere lidstaten via automatische prijsdalingen van hun producten weer concurrerend kunnen worden tegenover de sterkere lidstaten.

Het is echter duidelijk dat zeker de sterke lidstaten niet bereid zijn hun ‘concurrentievoordeel’ op deze wijze op te geven en liever de zwakke lidstaten blijven onderhouden op kosten van hun eigen belastingbetalers.

Harrie Verbon is emeritus hoogleraar openbare financiën aan de Universiteit van Tilburg.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden