Wet selectie studenten is niet uitvoerbaar
Sinds 2017 is de loting in het hoger onderwijs afgeschaft. Volgens de nieuwe wet selecteert het instellingsbestuur de aspirant-studenten in verband met de beschikbare onderwijscapaciteit uitsluitend op grond van kwalitatieve criteria, bestaande uit tenminste één cognitief en één niet-cognitief criterium. Loting is niet toegestaan.
De kritiek van studentenorganisaties houdt in dat universiteiten de niet-cognitieve criteria onvoldoende meenemen. Niet alleen cijfers moeten meetellen maar ook persoonlijkheid en motivatie.
Dat klinkt redelijk maar gaat voorbij aan het meetprobleem. Persoonlijkheid en motivatie meten we met persoonlijkheidstests, interviews en motivatiebrieven. Het probleem is nu dat we uit veel onderzoek weten dat zodra dit soort instrumenten in selectie toegepast worden, de gegevens niet meer betrouwbaar en dus onbruikbaar voor de selectie zijn. Kandidaten geven sociaal wenselijke antwoorden en zoeken bijvoorbeeld al dan niet betaalde hulp bij het schrijven van motivatiebrieven. Weg zijn de gelijke kansen.
De wet is dus eigenlijk een onuitvoerbare wet. De universiteiten worden gedwongen tot een (dure) selectieprocedure waarvan wetenschappelijk onderzoek heeft uitgewezen dat zij nauwelijks werkt. Het echte probleem is dat er nu eenmaal te veel scholieren zijn die dokter of tandarts willen worden en dat het overgrote deel van die scholieren gewoon geschikt is voor die opleiding.
Iedereen die beweert dat we met selectiemethoden aspirant-studenten op geschiktheid kunnen rangordenen (en dat is waar de wet ons toe verplicht) heeft ongelijk.
Gewogen loting was en is het beste alternatief. Gewogen loting doet recht aan het feit dat onze selectiecriteria matig zijn. Vertekening in selectie in het nadeel van ondervertegenwoordigde groepen wordt verlaagd.
Maar de wet sluit dit gewogen loten dus uit. De universiteiten worden nu gedwongen een aanzienlijk deel van het toch al beperkte onderwijsbudget te besteden aan een duur, beperkt valide en vaak oneerlijk selectieproces. De studentenorganisaties blijven de wet verdedigen en blijven denken dat selectie op motivatie en persoonlijkheid een goed idee is, maar bewijzen daarmee hun achterban een slechte dienst.
Kostbaar onderwijsgeld wordt besteed aan een selectieprocedure die weinig oplevert. Ook studentenorganisaties moeten de wetenschappelijke literatuur over selectie serieus nemen en nadenken over een verstandige besteding van gelden.
Voorlopig zullen we het met deze wet moeten doen. Laten we gezien de beperkte middelen en de beperkte voorspellers de uitvoering simpel en goedkoop houden en accepteren dat heel veel aanmelders een min of meer gelijke geschiktheid hebben.
Hopelijk hebben het ministerie en de studentorganisaties begrip voor de worsteling die de universiteiten hebben met deze 'onmogelijke' wet en willen ze constructief meedenken over een wetenschappelijk verantwoorde selectiemethodiek, binnen de rekkelijke grenzen van de wet.
Han van der Maas en Klaas Visser, Universiteit van Amsterdam