OPINIEThe Big Picture
We staan minder ver van de pest vrezende middeleeuwer dan gedacht
Rob Vreeken en Arie Elshout becommentariëren beurtelings het buitenlandse nieuws.
Het werd die dag nauwelijks licht. Een orkaan raasde op Amerika’s oostkust af. Tot in het binnenland ging de wereld schuil onder een laaghangend wolkendek, even donker en onheilspellend als zo’n buitenaards gevaarte uit een Hollywoodfilm dat over alles zijn slagschaduw werpt voor het de aanval inzet. Ik zat voor een reportage in Ohio in een uitgestorven hotel op een troosteloos winkelplein en voelde me miserabel.
De orkaan raakte New York vol, 640 kilometer verderop lag mijn vrouw Steffie in ons appartement op 24 hoog met haar kleren aan in bed, de hond tegen haar aan gedrukt, een vluchttas binnen handbereik. In de nacht joegen helse winden over de East River, elektriciteitshuisjes spatten in vonken uiteen, de balkondeur stond op knappen. Na de storm vroeg ze me om vanaf het vliegveld van Pittsburgh brood mee te nemen, want de stad lag plat. Bij benzinestations trokken automobilisten pistolen in het gevecht om de schaarse brandstof.
Dit was eind 2012. Veel vanzelfsprekendheden waren ineens weggeblazen. Gewend aan een leven in overvloed staarden we in lege schappen. Gewend aan een leven met de snelheid van een muisklik stonden we plotsklaps in eindeloze rijen. Geleidelijk keerde de normaliteit terug. Maar even had ik gevoeld hoe nietig, machteloos en breekbaar we worden als de natuur ontketend raakt en ons onderwerpt aan het absolute toeval.
Een nieuwe ervaring. Ik ben van 1954. Voor mijn generatie werden vrede en voorspoed zo gewoon dat we er nauwelijks meer bij stilstonden. Nooit meer oorlog in Europa, nooit meer echte armoede door de verzorgingsstaat, nooit meer dodelijke plagen door onze wetenschappers. De dagelijkse zorgen en de vrees voor ziekte en werkloosheid bleven, maar altijd was er het vertrouwen dat het menselijk vernuft ons uiteindelijk beschermde tegen alles ontwrichtend onheil. De coronacrisis, die het leven ontregelt op voor alle naoorlogse generaties ongekende schaal, doet ons nu ruw ontwaken uit deze illusie van onkwetsbaarheid.
Ineens behoor ik met 66 jaar tot een risicogroep die alleen al door op straat te zijn gevaar loopt. Een kuchje, een snotneus, het zal voorlopig niet meer hetzelfde zijn. Ik herinner me mijn gevoel van onmacht tijdens de orkaan Sandy. Het was een speldenprik van het lot. Wat we nu meemaken, is een knock-out. ‘Je schrikt ervan hoe weerloos we zijn’, zeggen Brabantse artsen. Er is geen medicijn, je lichaam moet het op eigen kracht doen. Kan het dat als je aan de beurt bent?
Dankzij wetenschap en technologie kregen we steeds meer controle over ons bestaan. We vierden de vooruitgang. In Silicon Valley hoorde ik dat zij niet zoals God zouden stoppen op de zevende dag: zij zouden ziekte uitbannen. In Las Vegas sprak ik Dr. Life, die met het bijtanken van testosteron iedereen eeuwige jeugd en een langer leven wilde geven. In de woestijn van New Mexico zag ik Mexicanen een lanceerinstallatie bouwen voor de ruimteschepen naar Mars, waarmee Elon Musk een plan B wil realiseren voor de mensheid als het op aarde misgaat. Heerlijk, die dromen over de technologische almacht van de moderne mens. Inmiddels is de realiteit dat we minder ver afstaan van de pest vrezende middeleeuwer dan we dachten.
We zijn de controle kwijt, en daarmee onszelf. Wanhopig en tot in de kleinste hoekjes spitten we de wonderkast van wetenschap en techniek uit op zoek naar elk vaccin, beademingsapparaat, mondkapje, test, model en curve die ons kunnen helpen de verloren controle te herwinnen, de natuur te temmen, het toeval te elimineren.
Het zijn rare tijden, hoor ik ondertussen mezelf en anderen zeggen. Raar – dat zeg je als je niet goed begrijpt wat je overkomt, vergeten als je was dat ook in onze tijd duistere, bovenmenselijke krachten kunnen opdoemen die zich moeilijk laten beheersen.