COLUMNJasper van Kuijk
We deden alles voor het eerst én voor het laatst
Jasper van Kuijk schrijft wekelijks over het tijdelijke verblijf met zijn gezin in Zweden
We zijn hier gekomen voor een jaar. En dat heeft nadelen, zoals het wiebelige gevoel dat ik krijg als ik eraan denk dat we over een maand hier weggaan.
We zijn stukje bij beetje aan het loskomen van de gemeenschap waarin we het afgelopen jaar thuis zijn geraakt. Op de universiteit is het stil vanwege corona en vakantie; ik heb afscheid genomen van de meeste collega’s. Achts voetbaltraining heeft zomerstop. Afgelopen week had Vier zijn laatste dag op de förskola. Zes en Acht hadden hun laatste schooldag al gehad, nu was ook hun laatste dag op de fritids (buitenschoolse opvang).
Ems en ik halen ze samen op. We legen hun bakjes met reservekleren, halen de van het spelen modderige regenpakken van de kapstok en rapen hun knutsels bij elkaar. Hun naamkaartjes laat ik zitten, tegen beter weten in, alsof ze dan niet helemaal weggaan. We bedanken de leraren en medewerkers die er deze laatste week nog zijn.
Als we daarna met z’n allen in de auto zitten en Ems wil starten, lopen er ineens tranen over haar wangen. ‘’t Is oké. ’t Is gewoon dat ze het hier zo fijn hebben gehad. Of ze, we.’ Op weg naar huis is iedereen stil. Bij ons in de auto is het nooit stil.
We zijn als een schip dat nog op z’n plek ligt, maar al wel de ankers aan het lichten is.
Maar dat het maar voor een jaar was had ook z’n voordelen. Ik heb intens genoten van de serie Chernobyl. Omdat die bizar goed geschreven en geacteerd is, maar ook omdat het maar vijf afleveringen waren. In tegenstelling tot een uitgesponnen en vertakte serie met zeven seizoenen en 20 afleveringen per seizoen, is bij Chernobyl het einde al in zicht als je eraan begint. En als het kort én fantastisch is, dan wil je alles in je opnemen.
We hadden alleen maar dit jaar, dus als er dan een ouderfeest is op school, denk je niet: dat kan volgend jaar wel weer, maar ga je. Als het warm genoeg is om te zwemmen, dan ga je, want volgend jaar ligt er geen meer in de achtertuin. Toen de paddestoelen kwamen heb ik het hele bos leeggeplukt, alle hoekjes afgezocht, tot de laatste cantharel aan toe. En je weet natuurlijk nooit wat nou precies de laatste cantharel is, waardoor je elke cantharel eet alsof het de laatste is.
En ja, ik besef dat dit een beetje youpvanhethekkerig begint te klinken, maar dat is wel wat het was: we deden heel veel dingen voor het eerst en gelijk ook voor het laatst. Dat geeft een soort continue melancholische ondertoon, maar het zorgt er ook voor dat je overal in duikt en alles als een spons in je opneemt. Eindigheid maakt waardevol.
Ems en ik kijken Rapport, het Zweedse journaal: ‘Dankzij de regen na Midzomer komen in het bos nu al de eerste cantharellen tevoorschijn, dus check je cantharellenplekjes.’ Ik kijk op mijn horloge. Kwart over negen. ‘Ik ga toch even kijken’, zeg ik tegen Ems, schiet mijn laarzen aan en loop het bos in. Op mijn eerste twee plekken staat niks, maar op de derde is het raak en ik kom thuis met een flinke zak van het gele bosgoud.
Niks zo mooi als de toegift waarvan je niet wist dat je hem zou krijgen.
Lees verder
Zes keer zwemmen met school en verder zelf oefenen. Zijn die Zweden gek? Of juist wij Nederlanders, met onze twee jaar zwemles per kind?
Van alle Zweedse feestdagen is Midzomer de uitbundigste, de dagen van tevoren hangt er feest in de lucht.