VerslaggeverscolumnToine Heijmans in Den Haag
Waarom het hier en nu over Jemen moet gaan
Een onderschat maar gevaarlijk symptoom van de ziekte covid-19 is het navelstaren. Mateloos zijn de Hollandse debatten over snottebellenbeleid en boosters: zo claimt het virus het leven, schuiven de gordijnen dicht, verkleint de wereld en is de krant alweer vol.
Daarom moet het hier en nu over Jemen gaan.
In de stad van vrede en recht is een conferentie over de grootste humanitaire ramp van dit moment, de stoelen staan netjes anderhalve meter uit elkaar en de zaal stroomt vol met onmacht. Expert Laila al-Zwaini probeert een overzicht: hoe de Arabische Lente van tien jaar terug de vonk werd voor een oorlog, het vuur aangewakkerd door belangen van Saoedi-Arabië, Iran en de Emiraten, het land verscheurd. Hoe de wapenhandel wint en de humanitaire hulp verliest: de helft minder alweer dan vorig jaar. Twintig miljoen mensen in nood en op de vlucht. Jemenieten houden van poëzie, zegt Laila, en ze citeert de dichter Sana Uqba: ‘peace will surely come’. Maar vooralsnog is het ‘hongersnood, cholera, kindsoldaten, overstromingen. En covid, uiteraard’.
Ach, Jemen, land zonder licht. Van Jemen niets nieuws behalve een oorlog zonder horizon, wat moet je daar nog over zeggen. Niet de namen van ooit fonkelende, kapotgeschoten steden gaan rond, Taiz, Marib, Hodeidah – sorry, we zijn even bezig met omikron.
Manmoedig doet de journalistiek z’n best: Ana van Es ging onversaagd op reportage aan het front, Carolien Roelants blijft columns schrijven in de NRC, kortgeleden nog was Daisy Mohr ter plaatse voor de NOS (‘let op: schokkende beelden’) – dapper, zeker in tijden van coronanieuws.
Toch maar een paar mensen buiten op straat naar Jemen gevraagd - ‘Jemen?’
De conferentie vertoont een korte film gemaakt door Jemenitische kinderen, met hulp op afstand van Cordaid; het hartverscheurendste is niet de dood van een vriendinnetje door een landmijn op weg naar school, maar de koele vaststelling dat alle dromen zijn opgelost in verwoesting en schuldbesef. ‘Met elke zonsopgang begint een nieuwe nachtmerrie.’ ‘Ik dacht dat er een toekomst was, maar wist niet dat die me ging vernietigen.’
De Jemenitische ambassadeur in Nederland, Sahar Ghanem, vertelt dat ze ‘pijn en hoop’ voelt – zij was een van de activisten die geloofden in de Arabische Lente, ‘de droom die instortte’. Hoop put ze nu uit het oude verhaal van de koningin van Seba, die een oorlog diplomatiek voorkwam – ondanks alles gelooft ze in een Jemen van gelijkwaardigheid, met sterke vrouwen- en kinderrechten, ‘maar ik zie ook dat er een stereotype van mijn land wordt gemaakt’. Een land is meer dan alleen z’n acute hongersnood, ‘denk ook na over de vraag waarom mensen geen eten krijgen, en doe er wat aan’.
De Nederlandse ambassadeur in Jemen, Peter Derrek Hof, gevestigd in Amman, vertelt over een drijvende bom zo'n 8 kilometer uit de kust van Hodeidah: de verlaten opslagtanker FSO Safer waarvan elk moment de romp kan openbarsten. Het gevolg zal een olieramp zijn, vier keer groter dan die van de Exxon Valdez, en niemand die het wil of kan voorkomen. Een prachtige metafoor als het niet zo lamzalig was: de VN-Veiligheidsraad hield er een speciale zitting over die ten onder ging aan machteloosheid. Hof zegt: ‘we moeten onze inspanningen verdubbelen’.
Psycholoog Bilqis Jubari vertelt dat ‘het leven is verdwenen’ uit de mensen die ze ziet: ‘Ik hoor alleen nog maar verdrietige verhalen.’ Ze leidt een stichting voor mentale hulp aan vrouwen en kinderen, miljoenen gaan niet naar school, het is een oorlogsgeneratie, ‘mentale gezondheid is een mensenrecht maar hier is de hoop verloren’. Ashraf Badr van hulporganisatie Yamaan vertelt waarom zoveel zwangere vrouwen sterven: eenderde van de ziekenhuizen is dicht, vanuit de dorpen is het dagen lopen, ‘de meesten overlijden aan bloedingen’. Door de roadblocks is het land verstoken van medicijnen, een kwart van de districten zit al zonder dokter.
Fotograaf Thana Faroq vertelt over haar foto’s van veerkrachtige Jemenitische vrouwen. Romantiseer hun veerkracht niet, zegt ze, ‘we moeten ze niet als sterke vrouwen zien en daarna niks’. Ze hebben steun nodig die ze nu ontbreekt. Haar foto’s noemt ze een ‘emotioneel landschap’. Thana kwam zelf als vluchteling naar Nederland en voelt zich schuldig als ze videobelt met haar moeder die zo opgewekt mogelijk vertelt over haar oorlogsbestaan: weer drie dagen geen drinkwater, af en toe explosies, ‘maar we leven nog’.
De mens is in staat vaccins te maken en tot diep in de nacht over het nut van vaccineren te debatteren, maar ook om met de rug naar een ramp te staan.