verslaggeverscolumntoine heijmans in amersfoort
Waarom de tussenhuizen voor gescheiden ouders niet aan te slepen zijn
Dominee Rob Visser bedacht tien jaar terug een tussenhuis voor gescheiden ouders, het ‘parentshouse’, en inmiddels is de behoefte eraan zo groot dat er zeventien zijn door het land, met plannen voor meer. Zo groot is de behoefte dat ondernemer Maickel van den Burg een commercieel ‘woonconcept’ bedacht, Divorce Housing, het beestje bij de naam, het is een groeimarkt.
Modale gescheiden mensen zoals ik, zegt Olle, vallen niet op en vallen nergens onder. Ze krijgen geen urgentie, verdienen te veel voor huursubsidie en te weinig voor de vrije sector, maar vooral zijn ze gewend hun zaken zelf op te lossen. Dat maakt het vinden van onderdak ingewikkeld.
‘Als je onder de instanties valt is er meestal wel wat te regelen, maar zo’n wijkteam van de gemeente, denk ik dan, dat is toch iets voor anderen.’
Hij toont zijn kamer: ruim, met een keukenblok; naast zijn slaapbank staat een kampeerbed voor de baby. Drie maanden woont hij in dit parentshouse, in zijn eigen wijk, door de ramen kan hij bijna de verlaten koopwoning zien. De vier kinderen komen twee avonden per week, ze slapen om het weekend in de gedeelde kinderkamer, ‘ik ben heel trots dat mijn dochter vriendinnen van school meeneemt om hier te eten, ze voelt zich thuis’.
Eerst woonde hij in een Airbnb, daarna in een caravan ‘maar die zijn niet meer te betalen’, tot hij dit ontdekte. Een omgekeerd studentenhuis met een gedeelde woonkamer en rust om na te denken, à 690 euro per maand inclusief alles.
‘Het vooroordeel is dat het altijd gescheiden mannen zijn’, zegt Paul van der Most, van Parentshouses Nederland, ‘maar hier komt morgen een vrouw met pubers wonen. In dit huis is zelfs een nieuwe relatie ontstaan.’ Stichtingsvoorzitter Ruud Luchtenveld: ‘Twéé relaties!’
Het gaat ze niet om de gescheiden mensen, het gaat ze om het ‘kindsbelang’. Bij de 30 duizend scheidingen van vorig jaar (CBS) zijn ruim 80 duizend kinderen betrokken (Kenniscentrum Kind en Scheiding). Goede tijdelijke huisvesting vermindert de stress, zegt Paul, en dat scheelt dus geld, zegt Ruud, ‘kijk maar wat gemeenten nu al kwijt zijn aan hulpverlening rond vechtscheidingen’.
Maar tussenhuizen zijn lastig want ze vallen overal tussen. Gemeenten weten ze niet goed te plaatsen, subsidie is complex, de stichting moet zichzelf bedruipen. Die wil naar vijftig parentshouses, en voor je het weet zijn ze een corporatie met alle verplichtingen van dien, ‘dus doen we het nu met lokale stichtingen. Het is veel uitleggen, steeds weer.’
En het blijft een verscholen probleem, ook al duwt de woningnood gescheiden ouders en hun kinderen inmiddels naar de daklozenopvang.
Zo groot is de behoefte, dat in Schagen een ‘corporatiehotel’ komt met appartementen voor ‘spoedzoekers’. ‘Flexwonen’, noemen beleidsmakers dat: een tijdelijke oplossing voor permanente problemen die, nou ja, toch ook wel als eigen schuld worden gezien. Olle: ‘Ik heb een goede baan, ben eigenlijk de ideale schoonzoon, dus dan denken mensen weleens: waarom doe je dit?’
Maickel van den Burg zag er een businesscase in, die uitbetaalt: zijn bedrijf Divorce Housing is van één verbouwde boerderij gegroeid naar 24 ‘projecten’, vaak herontwikkeld vastgoed waar nu tegen de 400 gescheiden mensen wonen. ‘De parentshouses werken met vrijwilligers’, zegt hij, ‘en de ervaring leert dat het uiteindelijk toch altijd ook om geld gaat. Maar het is mooi om maatschappelijk te ondernemen.’
Het idee ontstond toen zijn ouders na 35 jaar uit elkaar gingen, ‘mijn zwager was goed in verbouwen, ik zat in de contracten en vergunningen, zo zijn we begonnen’. Inmiddels biedt hij een ‘totaalconcept’: naast onderdak ook ‘juridische ondersteuning, mediation en coaching’, en een huismeester die helpt met zoeken naar permanente woonruimte. ‘Ik wil dat ze er mentaal weer tegenaan kunnen’ – en hij wil dat de verhuur tijdelijk blijft.
‘Dit probleem is een ondergeschoven kindje. Het is groot en wordt alleen maar groter, door de crisis en de pandemie.’
Olle heeft een half jaar nodig om alles op orde te krijgen, schat hij in. Zijn koophuis staat nog niet te koop, het parentshouse geeft de tijd om eerst de financiën goed te regelen. De overwaarde lijkt mooi maar een flatje in deze stad begint bij tweeënhalve ton. ‘Rust is nu het belangrijkste voor de kinderen. Wat dat betreft heb ik echt geluk gehad.’