VerslaggeverscolumnAriejan Korteweg in Den Haag
Waarom Carla Dik-Faber geen Kamerlid meer wil zijn
Acht jaar geleden, toen ze na een gesprek met de kandidatencommissie terugreed naar huis, stond er een regenboog naast de A30. Dat zag ze als een ‘knipoog van boven’. Ze dacht eraan toen ze de volgende dag na lang aarzelen ‘ja’ zei. Nu had ze voor de zomer weer ‘ja’ gezegd. Ze wilde door, nog een termijn Kamerlid. En graag hoog op de lijst.
Het bleef spoken in haar hoofd. Terwijl haar man en dochter tijdens dat ene weekje zomervakantie in de Alpen van de bergen genoten, checkte zij de appberichten: als ik maar niet straks in Innsbruck het vliegtuig moet pakken voor een coronadebat.
Eind augustus waren de fractiedagen van de ChristenUnie in Ermelo. Ze stonden –keurig op corona-afstand, maak je geen zorgen – buiten in een kring te zingen. Gospelzanger Kees Kraayenoord ging voor: ‘Laat maar komen wat hierna komt, want Hij laat ons nooit alleen.’ Ze zongen mee, uit volle borst. Carla Dik-Faber wist dat ze zou gaan stoppen en dacht: die woorden zijn voor mij.
De volgende dag heeft ze het Gert-Jan Segers verteld en haar collega’s. Er waren tranen en er was begrip. Want niemand ging het ontkennen: het Kamerlidmaatschap is een flinke klus.
Dik-Faber behoort tot de grote groep Kamerleden die de afgelopen maanden meldden niet terug te willen op de lijst. Niet omdat hun partij hen aan de kant zette, maar omdat het te zwaar ging vallen, omdat ze wat anders wilden, omdat het niet bracht wat ze hadden gehoopt. Dat zijn niet de minsten: Pia Dijkstra, Ronald van Raak, Kathalijne Buitenweg, Bram van Ojik, Sadet Karabulut, Michel Rog, John Kerstens, Joël Voordewind, Erik Ziengs, Klaas Dijkhoff, Madeleine van Toorenburg –allemaal vertrekken ze. Getalenteerde nieuwkomers als Jan Middendorp en Frank Futselaar geven er al na één termijn de brui aan.
Dik-Faber beheert de portefeuilles klimaat, landbouw, wonen, zorg plus coronacrisis en het bij de ChristenUnie zwaarwegende dossier medische ethiek. Bij de VVD hebben ze daar zeker vijf Kamerleden voor. Ze staat bekend als zeer ijverig, scoort hoog op jaarlijstjes van meest effectieve Kamerlid. Maar nu wil ze, zoals ze het op haar blog schrijft, niet langer vooral als politica worden gezien: ‘Ik zie er naar uit gewoon mezelf te zijn.’
Als ze achter haar bureau naar rechts kijkt, ziet ze de herfstbomen op het Plein. Kijkt ze naar voren, dan hangen daar drie portretreeksen van fotografenduo Ari Versluis en Ellie Uyttenbroek: ‘juffers’, ‘homeboys’ en ‘liefdeszusters’. Ze komen uit het kunstdepot van het parlement en Dik-Faber is er verzot op. ‘Tweemaal Gods schepping’, zegt ze. ‘Natuur en mensen, daar doe ik het voor.’ Als ik zeg dat de foto’s ook iets ontluisterends hebben – we denken allemaal unieke wezens te zijn, maar komen bij nader inzien van de lopende band – gaat ze daar niet in mee. ‘Ik zie persoonlijke eigenschappen, hoe mensen gezien willen worden.’
Of je van Kamerleden ook zo’n reeks kan maken? ‘We willen idealen verwezenlijken’, zegt ze. ‘Je maakt het verschil in mensenlevens. En je moet ons niet in een negen-tot-vijfbaan stoppen. Dat delen we.’
’s Avonds nooit voor elf uur de laptop afsluiten en die de volgende ochtend in de trein van tien voor half negen weer openklappen. Alleen de zondag voor God, thuis, gezin en haarzelf. Acht jaar heeft ze dat prachtig gevonden: het rennen naar het volgende debat, de soms wel drie coalitieoverleggen per dag (regeringsdeelname is voor een partij met vijf zetels een zware belasting), de tientallen appjes, telkens als je op je telefoon kijkt. ‘De Skippybal van het Kamerlidmaatschap’, noemt ze dat. En steeds dat knagende gevoel dat je mensen niet de aandacht geeft die ze verdienen. Ding voor ding, adviseerde Segers dan: vooral niet je hele weekagenda willen overzien.
En toen was het genoeg.
De vraag is: is er structureel iets veranderd waardoor ook zo’n toegewijd Kamerlid het na twee termijnen welletjes vindt? Het heeft te maken met ‘een bepaalde polarisatie’ in de samenleving, op sociale media en in de Kamer, zegt ze. Dat heeft gevolgen voor hoe de Kamer haar instrumenten gebruikt: al die moties, al die debatten die pas een jaar later gevoerd worden, moties van wantrouwen die niks betekenen, ellenlange stemmingslijsten. ‘Het Kamerwerk is verhard. Ik wil iets opbouwen, dat komt in de knel.’
En nu? ‘Ik hoop op een plek waar ik iets kan betekenen voor de schepping en de schepselen.’ Op haar blog schreef ze: ‘Ik ben benieuwd wat God voor mij in petto heeft.’