Opinie
Waar is de ware objectiviteit in medische wetenschap?
Wanneer we een tak hoger in de boom der wetenschap gaan kijken, blijkt integriteit ineens geen prioriteit meer te hebben.
In de wetenschap hechten we veel waarde aan objectiviteit. Ons 'streven naar de waarheid' wordt gewaarborgd door implementatie van strikte regels en methoden die deze objectiviteit van bevindingen moeten garanderen. Kosten noch moeite worden gespaard om onderzoek te randomiseren en te blinderen; alles om de kans op invloed van variabelen die we niet willen onderzoeken te verkleinen. Dat klinkt nobel en uiterst integer. Echter, wanneer we een tak hoger in de boom der wetenschap gaan kijken blijkt dit ineens geen prioriteit meer te hebben.
Het gaat hier om het peer review-proces, een van de fundamenten van de wetenschap om de kwaliteit en integriteit van onderzoek te beoordelen, waarbij het werk van een onderzoeker (de auteur) wordt onderworpen aan de kritische blik van andere experts (de reviewers). Dit proces bepaalt welk onderzoek wel en niet gepubliceerd wordt en wat voor impact het heeft. Op basis hiervan worden optimale behandelstrategieën in de geneeskunde vastgesteld.
Dubbelblinde procedure
Het is opmerkelijk dat de huidige standaard voor peer review bij medische tijdschriften niet dubbelblind uitgevoerd wordt. De identiteit van reviewers is onbekend voor auteurs, maar niet vice versa. Hierdoor vormt zich een schrijnende discrepantie tussen de scrupuleuze eisen waaraan de medische wetenschapsbeoefening wordt onderworpen en de ons-kent-ons mentaliteit van het overkoepelende peer review proces.
Een zoektocht op de websites van de top 25 procent internationale medische tijdschriften leert ons dat geen van de 39 tijdschriften een dubbelblinde procedure volgen, en twee tijdschriften zelfs een volledig ongeblindeerde procedure hanteren. Bij deze praktijk zijn al eerder vraagtekens gezet. De discussie over het volledig blinderen van peer review heeft zich in de loop der jaren als een golfbeweging soms geroerd om zonder duidelijke redenen weer naar de achtergrond te verdwijnen. Hoewel een essentieel deel van de wetenschap, is het effect van blinderen op het peer review proces tot op heden matig onderzocht. Argumenten tegen een dubbelblinde procedure zijn daarom niet gebaseerd op onderzoek, maar richten zich vaak op het feit dat het moeilijk te bewerkstelligen is. Het kan lastig zijn de reviewer te blinderen voor de identiteit van auteurs, vooral in een klein onderzoeksveld of door het gebruik van (zelf)referenties.
Dat het 'lastig' is wil echter niet zeggen dat men gevrijwaard is van de verantwoordelijkheid elke mogelijke invloed op dit proces te voorkomen. Argumenten voor het blinderen zijn namelijk wél gebaseerd op onderzoek. De reden dat we bij klinisch onderzoek bij voorkeur dubbelblind onderzoek doen is namelijk dat we weten dat verwachtingen invloed hebben op de uitkomst, het zogenaamde experimenter-expectancy effect. Met betrekking tot peer review kan dit betekenen dat een reviewer die de naam van een vooraanstaand of bevriend onderzoeker op het titelblad ziet staan, dit manuscript (onbewust) positiever zal beoordelen. Niet dubbelblind reviewen zet op deze manier de deur open voor menselijke feilbaarheid, waarin mogelijk ontzag voor, of antipathie jegens een collega een juiste beoordeling in de weg kan staan.
Noodzakelijke stap
Het gebrek aan gedegen onderzoek naar het effect van blinderen op de peer review maakt dat de ratio leidend hoort te zijn bij de implementatie van het review proces. Het lijkt vanzelfsprekend dat informatie die niet bijdraagt aan de inhoud van een wetenschappelijk artikel voorafgaande aan het review proces wordt verwijderd, zeker als deze informatie de beoordeling potentieel beïnvloed. Het blinderen van peer review zal niet alle haken en ogen van het proces ondervangen, maar is een noodzakelijke stap in het streven naar objectiviteit. Wij zijn verontwaardigd dat de huidige manier van peer review relatief onbesproken blijft. Wellicht heeft dit te maken met het feit dat de gevestigde orde belang heeft bij het voortbestaan van dit systeem.
A.R.E. Potgieser, promovendus afdeling neurochirurgie en neurologie
M.E. Scheenen, promovenda afdeling neuropsychologie
Universitair Medisch Centrum Groningen