ColumnDanka Stuijver
Vroeg of laat breekt bij iedereen de pleuris uit, maar hoe bereid je je daarop voor?
Tweemaal overwon hij kanker. Hij onderging loodzware behandelingen om beter te worden want, zo zei hij, ‘zijn meisje had hem nodig’. Net toen het leek alsof ze samen de zon achter de wolken vandaan konden zien komen, was daar opnieuw een donderwolk: zijn meisje werd zelf ziek.
In sneltreinvaart ontglipte zij hem. Binnen zes weken van de diagnose naar het graf. Ongeloof en totale ontreddering maakten zich van hem meester. Nog weken verwachtte hij dat zijn vrouw weer thuis zou komen. Hij staarde vanuit zijn sta-opstoel naar de voordeur als een trouwe hond die wacht op zijn baasje. Bij elke controle in het ziekenhuis hoopte hij dat zíjn kanker terug was. Maar, zoals hij zelf zei: ‘Als je dood wilt, dan ga je niet he?’.
Langzaamaan pakte hij zijn leven weer op. Zijn kinderen en kleinkinderen boden liefde en afleiding.
Donderdagmiddag na school was er bij opa tijd voor oud-Hollandse spelletjes en warme chocolademelk. Als hij in een ‘duivelse bui’ was, ging hij mee belletje lellen. Door zijn oude knieën was hij een stuk trager dan zijn kleinkinderen, waardoor de buren ongerust naar de praktijk belden om te melden dat meneer verward door de buurt rende.
Toen werd zijn kleindochter ziek. Zijn oudste kleinkind. Na een slopend traject overleed zij. Ze mocht niet ouder worden dan 26 jaar.
Ik bezoek hem vlak daarna. Met knikkende knieën sta ik voor zijn huis. Ik voel mij klein bij de zwaarte en de grootte van het verdriet dat schuilgaat achter de voordeur. Wat kon ik zeggen om het beter te maken? Wat wist ik nou écht van verlies en verdriet? Ik ben geboren en getogen in een wereld waarin het recht op geluk een collectief dogma is geworden. Het geluk als de ultieme levensbestemming. In werk, liefde, het gezin. En wie gelukkig is, is succesvol. Gisteren stond ik nog intens te balen toen ik geen parkeerplek kon vinden in de buurt van mijn huis. En de gecancelde kerstvakantie voelde even, geef ik toe, als een klap in het gezicht.
Ik verwacht de man verscheurd van verdriet in duizend stukjes aan te treffen. Want ik interpreteerde zijn lijden als onverteerbaar. Te groot om te dragen, te dulden, te ondergaan. Maar ik tref een man aan die, zittend aan de keukentafel, gelaten glimlachend door zijn fotoboeken bladert. ‘Even het geluk bekijken in de achteruitkijkspiegel.’
Ik ga naast hem zitten en zeg met een trillende stem dat ik het zo erg voor hem vind. Hij kijkt op. Een vriendelijk en wijs gezicht getekend door verlies. Hij zegt op kalme toon: ‘Vroeg of laat breekt bij iedereen de pleuris uit. We krijgen allemaal een keer dat ene telefoontje, dat ene bericht waarna het leven nooit meer zo is als dat het was. Reken daar maar op, maar ga er niet op zitten wachten. Je moet er wat van maken.’
Uit interesse en bewondering vraag ik hem hoe hij het nu doet, doorgaan met leven. Opstaan, aankleden, ontbijten. Hij zegt: ‘Het is doorgaan met leven in een afgeslankte vorm. En zelfs dat leven kan de moeite waard zijn. Geluk is niet maakbaar, het is kwetsbaar en breekbaar. Maar als je dat hebt ervaren kun je het beter op waarde schatten.’
We nemen afscheid. Ik met ‘Sterkte en tot ziens’, hij zoals altijd met een ‘Doe je best hè?’.
Automatisch ga ik, verlicht door de geleerde levenslessen, iets rechterop lopen. Ik gá mijn best doen! Om bewuster te leven, te waarderen en dankbaar te zijn voor alles wat mij dierbaar is.
In de auto lees ik een berichtje op mijn telefoon: ‘Dank, die knobbel is gegroeid. Ze vertrouwen het niet. Volgende week punctie. Bel je even?’. Het verlichte gevoel is in één klap weg. Mijn oren suizen en de angst grijpt mij bij de keel. De woorden van de man herhalen zich in mijn hoofd: ‘Vroeg of laat breekt bij iedereen de pleuris uit...’
Danka Stuijver is huisarts.