Voorstellen van de commissie-Schnabel zijn verzameling holle retoriek
De voorstellen voor een nieuw curriculum, van de commissie-Schnabel, is een genante verzameling holle retoriek, die een snelle correctie verdient.
Staatssecretaris Sander Dekker wil een nieuw curriculum in het basis- en voortgezet onderwijs. Een snel veranderende samenleving zou daarom vragen. Een commissie onder leiding van Paul Schnabel zocht uit hoe dat moet, het curriculum aanpassen aan de nieuwe tijd. Onlangs presenteerde hij zijn bevindingen. Die doen het ergste vrezen. Het onderwijs veranderen omdat de samenleving verandert, daar hebben we rampzalige vernieuwingen als basisvorming en studiehuis aan te danken.
Met de commissie-Schnabel gaat het van meet af aan mis. Volgens de staatssecretaris leidt het onderwijs van vandaag op voor banen van vroeger. Vanuit die stelling formuleert hij de opdracht voor de commissie: wat heeft een leerling in 2032 nodig? Gevolgd door een bijzondere procedure: Iedereen die zich aangesproken voelt, mag een antwoord insturen. Schnabel en zijn 'platform 2032' zetten de inzendingen om in een advies.
Dat is vreemd. Een nieuw curriculum voor leerplichtige kinderen is geen kwestie van 'u vraagt en wij draaien', maar een halszaak van de democratische rechtsstaat. Een politieke kwestie. Algemene vorming leidt niet op tot banen voor later, maar voedt op tot burger van nu. Aan de hand van relevante kennis van dat moment. Denk aan de stelling van Pythagoras, de Franse Revolutie, literatuur uit Nederland en de rest van de wereld, dat soort zaken. Een gedisciplineerde omgang daarmee resulteert in leerbaarheid tot aan de dood.
Maar Schnabel heeft daar weinig mee. Hij pleit juist voor minder feitenkennis. Want feiten kun je opzoeken. Op internet. Zoals rekenen met een machine. Ook mag het aantal vakken minder. Denk aan aardrijkskunde, biologie, geschiedenis, tweede en derde vreemde talen. Daarvoor in de plaats komen kennisdomeinen rond maatschappelijke thema's. Bij voorkeur gekozen door de school. Denk aan duurzaamheid, rechtvaardigheid, opwarming van de aarde, emancipatie. Kortom, het nieuwe curriculum is geen blauwdruk, maar geeft juist scholen een rol bij de concrete invulling. Precies daarom verwacht de staatssecretaris veel van docenten. Het is aan hen verder inhoud te geven aan wat kinderen leren op school.
Docenten zijn geen ontwerpers
Dit zijn allemaal keuzes die het eufemistische predicaat vergissing verdienen. Om te beginnen is het vertrouwen in de invulling van leraren misplaatst. De docenten van vandaag zijn uitvoerders. Geen ontwerpers. Dat onderdeel van het lesgeven is ze al even geleden afgepakt door methodemakers en toetsmonopolist Cito.
En het vervangen van vakken door domeinen is onverstandig. Duurzame leerbaarheid ontstaat als nieuwe kennis beklijft. Dat gebeurt alleen als die nieuwe kennis verbonden is met oude. Het organiseren van die beklijving is lastig. De informatiestroom in onze samenleving is enorm. Daarom kent de zoektocht naar de waarheid wetenschappelijke disciplines, waarbinnen vanuit verschillende perspectieven intelligent naar die complexe werkelijkheid wordt gekeken. De vakken op school zijn daar een aftreksel van. Een schoolvak, met kenobject en vakaanpak, helpt bij het systematisch omzetten van informatie in kennis. Leren in domeinen staat voor georganiseerde cafépraat. In een andere situatie niet toepasbaar en de volgende ochtend vergeten.
Tot slot is ook de keuzevrijheid voor scholen in 'wat' zij onderwijzen niet handig. Alle kinderen in Nederland horen ongeveer hetzelfde te leren. Vanwege de maatschappelijke cohesie. Burgers kunnen alleen beschaafd met elkaar omgaan als ze elkaar verstaan. En je verstaat elkaar als je een referentiekader deelt. Het is de taak van de algemene vorming dat referentiekader aan te brengen. Zo leer je burgerschap. Op school.
De voorstellen voor een nieuw curriculum, van de commissie-Schnabel, is een genante verzameling holle retoriek. Stel, in 2032 komt een belangstellende buitenlander naar Nederland. Hij doet ongelooflijk zijn best, brabbelt in onze taal, over schilders, schrijvers, de inrichting van de samenleving, de grote historische gebeurtenissen, de omgang met getallen en de wetten van de natuur. Dankzij Dekker en Schnabel zal vanaf 2032 het antwoord van de Nederlandse toehoorder zijn: geen idee waar je het over hebt, dat moeten we even opzoeken.
Deze gang van zaken verdient een snelle correctie. Niet nog een keer mislukt vernieuwen. En moeilijk hoeft het niet te zijn. Een curriculum ontwerpen doe je zo. De politiek vraagt aan experts, uit wetenschap en praktijk: welke vakken onderwijzen leraren aan kinderen? Welke onderwerpen zijn relevant? Van daaruit vormt zich een voorstel. Dat gaat naar het onderwijsveld. Zonder draagvlak geen verbetering. Vakken en inhoud krijgen vervolgens een nationale vaststelling. Maak daar lesmateriaal, toetsen en examens bij. Laat ruimte voor eigen invulling. Monitor de uitvoering. En ja, dit lijkt op staatspedagogiek. Maar dat is altijd beter dan die rare Schnabeltjeskrant waarin elke puber zijn eigen kennis fabriceert.
Ton van Haperen is leraar en lerarenopleider. Boek: De ondergang van de Nederlandse leraar.
Ontvang elke dag de Volkskrant Avond Nieuwsbrief in uw mailbox, met het nieuws van vandaag, tv-tips voor vanavond, en alvast zes artikelen uit de krant van morgen. Schrijf u hier in.