CommentaarRaoul du Pré
Voor wie is een smartphoneverbod op school eigenlijk géén zegen?
Soms is het even handig, een smartphone in de klas. Maar daar staan toch te veel nadelen tegenover.
Het gesprek over de smartphone op school, dat in veel lerarenkamers al jaren de gemoederen verhit, promoveert deze winter langzaam maar zeker tot nationaal debat. De kernvraag: wat doen middelbare scholen zichzelf eigenlijk aan door het toelaten van de schermpjes in hun gebouwen en, in veel gevallen, tot in de klaslokalen?
Op de meeste scholen geldt geen of een halfslachtig beleid, tot verdriet van een aanzienlijk deel van het lerarenkorps dat de permanente aanwezigheid van de smartphone in en rond de klaslokalen beschouwt als een enorme stoorzender. De meest gehoorde klachten: ook als het niet mag, kijken leerlingen tijdens lessen voortdurend op hun scherm, ten koste van hun concentratie. En ook als de toestellen bij de deur van de klas moeten worden ingeleverd, blijven meldingen en oproepen indirect de aandacht opeisen.
Het sociaal verkeer buiten de klas is er onherkenbaar door veranderd. Iedereen die weleens in een pauze op een middelbare school komt, herkent het beeld van in zichzelf gekeerde leerlingen, gedoken in hun scherm, die soms nauwelijks meer meer met elkaar praten – de ene leerling is er gevoeliger voor dan de ander.
Daar staan de docenten tegenover die ook de voordelen zien. Wie de smartphone slim integreert in de les, heeft juist wél de aandacht te pakken en draagt intussen bij aan de ontwikkeling van digitale vaardigheden. Dat is een valide argument, maar een telefoonverbod op school kan natuurlijk prima gepaard gaan met een tijdelijke vrijstelling voor de lessen waar een schermpje even gewenst is.
Opvallend is de afwezigheid van het ministerie van Onderwijs in dit dispuut. Het departement dat er jarenlang om bekend stond dat het zich per circulaire tot in de details bemoeide met het hele proces (‘één keer per week de tafeltjes schoonmaken!’) is inmiddels zo beducht voor het verwijt van regelzucht, dat het zich zelfs niet wil mengen in een gesprek over een probleem dat direct raakt aan de kwaliteit van het onderwijs. ‘Dat is een zaak voor de scholen’, klinkt het slechts uit de Haagse Hoftoren.
Dat valt te bezien. Want zolang docenten onderling verdeeld zijn, aarzelen veel rectoren om de knoop door te hakken. Scholen kijken bovendien naar elkaar, in de jaarlijkse slag om de leerlingen. Een telefoonban heeft op veel leerlingen nou eenmaal niet direct een wervend effect. Ook zonder meteen een nationaal verbod uit te vaardigen, zou minister Wiersma op z’n minst een poging kunnen doen om de norm te veranderen en schoolbesturen enig houvast te geven.
Overtuigend is het voorbeeld van het Calvijn College in Goes, dat drie jaar geleden een smartphoneverbod introduceerde onder het motto ‘thuis of in de kluis’. De weerstand was groot, onder leerlingen en ouders, die vreesden voor een stap terug in de tijd. Inmiddels spreekt de school van een heuse ‘cultuuromslag’, prijzen docenten de verbeterde concentratie en de focus in de klas, wordt in de aula weer volop gekletst met elkaar en blijkt uit peilingen onder de leerlingen dat ook zij overwegend blij zijn met de rust in de klas en de gezelligheid daarbuiten.
Dat is veel winst, voor een maatregel die zo eenvoudig is te nemen.
In het Volkskrant Commentaar wordt het standpunt van de krant verwoord. Het komt tot stand na een discussie tussen de commentatoren en de hoofdredactie.