Opinie
Vluchtelingen in juridisch niemandsland
De aanvraag van een verblijfsvergunning door wie in het land van herkomst gewerkt heeft voor de geheime dienst moet individueel worden beoordeeld.
Na achttien jaar in Nederland te hebben gewoond, werd de Afghaanse asielzoeker Feda Amiri begin dit jaar uitgezet. Hij wordt verdacht van het plegen van oorlogsmisdaden in Afghanistan. Die verdenking berust op een ambtsbericht van februari 2000 van het ministerie van Buitenlandse Zaken.
Amiri behoort tot een grote groep asielzoekers die tussen 1978 en 1992 voor de toenmalige geheime dienst in Afghanistan hebben gewerkt. Die diensten maakten zich schuldig aan oorlogsmisdrijven. Omdat er volgens het ministerie van Buitenlandse Zaken een functieroulatiesysteem bestond binnen die diensten, zou iedereen daar zich schuldig hebben gemaakt aan mensenrechtenschendingen. Zelfs medewerkers met een louter administratieve functie zijn verdacht: zij 'hadden kunnen weten' wat er zich binnen de dienst mogelijk afspeelde.
In het vreemdelingenrecht geldt dat een asielzoeker zelf zijn onschuld moet aantonen. Voor Afghaanse asielzoekers wordt dat heel lastig wanneer het ministerie van Buitenlandse Zaken stelt dat alle veiligheidsdienstmedewerkers per definitie schuldig zijn. Omdat het Vluchtelingenverdrag bepaalt dat vluchtelingen die in het land van herkomst oorlogsmisdaden hebben begaan geen aanspraak kunnen maken op vluchtelingenbescherming (de uitzonderingsclausule in artikel 1 sub F van het Vluchtelingenverdrag) krijgen Amiri en zijn oud-collega's geen verblijfsvergunning.
Vervolgen
Zou het dan niet logisch zijn deze zogeheten '1F'ers' strafrechtelijk te vervolgen? Als ze schuldig worden bevonden, krijgen ze immers hun gerechte straf. Blijken ze onschuldig, dan staat de weg open voor terechte vluchtelingenbescherming.
Maar daar wringt nu juist de schoen. Want de groepsbenadering op basis waarvan deze mensen een verblijfsvergunning wordt onthouden, - lid van de veiligheidsdiensten betekent in Nederland dat je een oorlogsmisdadiger bent -, is niet voldoende voor vervolging. Een individuele toetsing vindt niet plaats. Het feit dat een persoon bij een bepaalde organisatie heeft gezeten, is in strafrechtelijke zin nooit voldoende hem als verdachte aan te merken en dus tot vervolging over te gaan. En het Nederlandse Openbaar Ministerie bezit meestal onvoldoende specifieke informatie over de situatie in Afghanistan om de zaak rond te krijgen.
Het uitzetten van 1F'ers is vaak evenmin mogelijk. Nederland is namelijk partij bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en dat verbiedt uitzetting van een persoon als deze in het land van herkomst een reëel risico loopt te worden gemarteld, vernederd of onmenselijk behandeld of bestraft. Dat risico is in Afghanistan reëel, al is Nederland in de zaak-Amiri van mening dat er voor hem geen gevaar bestaat na uitzetting.
Onbevredigende situatie
Dit alles levert een uiterst onbevredigende situatie op, met vaak schrijnende gevolgen. De 1F'er krijgt geen verblijfsstatus en in de meeste gevallen zelfs een inreisverbod waardoor het verblijf in Nederland illegaal wordt en dus strafbaar. Asiel aanvragen in een andere Europese lidstaat is evenmin mogelijk: de zogeheten Dublinverordening bepaalt dat mensen die in een lidstaat zijn afgewezen, in een andere lidstaat niet alsnog bescherming kunnen vragen.
De 1F'ers belanden, kortom, in een vacuüm. Ze kunnen geen kant op en worden uitgesloten van alle voorzieningen. Een situatie die makkelijk jarenlang kan voortduren. En de overheid doet intussen niets.
Zeker, Nederland mag geen vrijhaven voor oorlogsmisdadigers zijn. Maar een wijziging van het huidige beleid is noodzakelijk, omdat het niet op een mensenrechtelijke manier wordt gerealiseerd. Mensen die hun onschuld op geen enkele manier kunnen aantonen in een juridisch niemandsland laten bungelen, is niet rechtvaardig. Op uiterst zorgvuldige en individuele wijze dient te worden beoordeeld of Artikel 1 sub F van het Vluchtelingenverdrag kan worden toegepast. Het uitzetten van vluchtelingen als Amiri na achttien jaar verblijf in Nederland of het jaren laten leven in de illegaliteit van 1F'ers zonder gedegen (strafrechtelijke) toetsing is geen geloof- en menswaardig asielbeleid.