Vieze stations
Het kan bijna geen forens zijn ontgaan: op veel NS-stations is het een bende. Al ruim een maand duurt de staking van schoonmakers die in opdracht van NS de stations en de treinen van oude kranten en andere viezigheid moeten ontdoen. Hoewel niet alle schoonmakers aan de actie meedoen, zijn het er genoeg om de gevolgen voor iedereen zichtbaar te maken.
Dat maar een klein percentage van alle schoonmakers aan de acties deelneemt, doet weinig af aan de betekenis van hun protest. Door hun marginale positie op de arbeidsmarkt, hun vaak slechte beheersing van het Nederlands en het feit dat de meesten van hen geen lid zijn van een vakbond – en mede daardoor slecht op de hoogte van hun rechten – is de drempel om in staking te gaan hoog.
Als wordt gesproken over de onderkant van de arbeidsmarkt zijn schoonmakers daar misschien wel het beste voorbeeld van. Laag opgeleid, vaak allochtoon, doen zij voor iets meer dan het minimumloon werk dat anderen het liefst laten liggen. Worden schoonmakers als zij bezig zijn doorgaans nauwelijks opgemerkt, het afval op de stations – maar ook elders – maakt duidelijk hoe onmisbaar zij zijn. Meer respect is dan ook een belangrijke drijfveer achter acties. Respect dat zij tot uitdrukking willen zien gebracht in betere arbeidsvoorwaarden.
De impasse in het conflict is op het eerste gezicht strijdig met de erkenning van de werkgevers dat sommige verlangens van de schoonmakers terecht zijn. Meer dan over de gerechtvaardigdheid van de geëiste loonsverhoging lijkt het conflict te gaan over het tempo waarin de eisen moeten worden ingewilligd.
Hier begint het zwartepieten. Grote opdrachtgevers hadden vroeger vaak eigen schoonmakers in dienst. Om kosten te besparen, werden steeds meer ondersteunende diensten – schoonmaakwerk, maar ook de kantine en de beveiliging – uitbesteed. Wat eerst een groeimarkt was, is door de komst van steeds meer schoonmaakbedrijven veranderd in een verdringingsmarkt. Opdrachtgevers maken van de grotere concurrentie gebruik door een steeds lagere prijs te bedingen.
Het gevolg is dat de werkgevers zeggen geen geld te hebben voor meer loon omdat de opdrachtgevers steeds minder betalen en de opdrachtgevers zich op hun beurt aan het conflict proberen te onttrekken door vol te houden dat het een probleem is tussen werknemers en werkgevers.
De patstelling kan alleen worden doorbroken als alle partijen bereid zijn water bij de wijn te doen. De vakbeweging zal misschien bereid moeten zijn werkgevers meer tijd te gunnen aan alle eisen te voldoen, de opdrachtgevers zullen bij een aanbesteding niet alleen de prijs de doorslag moeten laten geven, maar ook de kwaliteit. Inclusief de omstandigheden waaronder de schoonmakers hun werk moeten doen.