Opinie
Verschil tussen journalistiek en marketing wordt gevaarlijk vaag nu onderzoeksbureaus journalisten betalen
Toen bekend werd dat het RIVM een journalist betaalde voor een presentatie, ontstond ophef. Vooral die deining was verbazingwekkend schrijft Enith Vlooswijk: het is niets nieuws dat Nederlandse onderzoeksinstellingen journalisten betalen voor voorlichtingsklussen.
Mogen vleesinspecteurs schnabbelen bij een slager? Is het in orde als slagers zulke inspecteurs betalen om het vlees te keuren op een manier die de slagers goed uitkomt, omdat de vleesinspecteurs anders hun hypotheek niet kunnen ophoesten? Een retorische vraag, zou je zeggen, maar vervang ‘vleesinspecteurs’ voor ‘wetenschapsjournalisten’ en ‘slagers’ voor ‘onderzoeksinstellingen’ en plotseling is het antwoord op die vraag onomwonden: ja hoor, geen enkel probleem.
Recent ontstond er ophef omdat het RIVM een vooraanstaand journalist betaalde voor een presentatie. Het leidde tot berichten in NRC en op nu.nl. Maar vooral die deining was verbazingwekkend: het is niets nieuws dat bijna alle Nederlandse onderzoeksinstellingen, waaronder het RIVM, journalisten betalen voor voorlichtingsklussen.
Journalistieke onafhankelijkheid
In mijn vakgebied weet iedereen dat, want vrijwel elke freelance wetenschapsjournalist laat zich voor dergelijke klussen inhuren. Niet omdat ze dat zo leuk vinden, maar omdat de kachel nu eenmaal moet branden. Eigenlijk kunnen alleen journalisten met een vaste aanstelling op een redactie zich journalistieke onafhankelijkheid permitteren en zij zijn een uitstervende soort.
Ik werk al zo’n twintig jaar als wetenschapsjournalist en heb in die tijd gezien hoe redacties sterk zijn ingekrompen. Communicatie-afdelingen van onderzoeksinstellingen zijn in dezelfde periode juist fors gegroeid: het binnenslepen van overheidsfondsen, industriële partners en andere geldschieters voor onderzoek vereist tegenwoordig niet alleen eindeloos schrijfwerk, maar ook een formidabel imago. Niet zo vreemd dus dat ik verschillende collega’s heb zien vertrekken naar ‘de andere kant’: wie graag een vaste baan heeft in de wetenschapscommunicatie, heeft vaak geen andere keuze.
A-leden en B-leden
Word je toch liever freelance journalist, dan klus je als vanzelfsprekend bij. In de tijd dat ik lid werd van de Vereniging voor Wetenschapsjournalistiek Nederland (VWN), was er nog sprake van een onderscheid tussen zogenaamde ‘A-leden’ en ‘B-leden’: mensen die uitsluitend journalistiek werk verrichten en mensen die klussen aannemen van onderzoeksinstanties.
Alleen A-leden mochten in het bestuur. In 2016 was het aandeel schnabbelaars zo groot geworden, dat die situatie niet meer houdbaar was. Het onderscheid is afgeschaft en de naam van de vereniging is veranderd in Vereniging voor Wetenschapsjournalistiek en -communicatie Nederland. Ik was een van de slechts drie leden die tegenstemden.
De scheidslijn tussen journalistiek en marketing is in die tijd alleen maar meer fluïde geworden. Niet alleen binnen mijn vakvereniging, maar in de samenleving als geheel. Via de interne mailinglist van de VWN krijg ik regelmatig klussen en vacatures doorgestuurd voor ‘wetenschapsjournalisten’, terwijl de taakomschrijving duidelijk op wetenschapsmarketing wijst. Die omschrijvingen zijn afkomstig van opdrachtgevers die geen idee lijken te hebben van het verschil. Gezien de voortdurend wisselende petten van freelance journalisten is dat niet zo vreemd.
Pettenkwestie
De Rijksoverheid heeft een ‘richtlijn’ voor overheidsdepartementen: die moeten schijnbaar ‘zeer terughoudend’ zijn met het verstrekken van opdrachten aan journalisten van overeenkomstige expertise. Voor zover ik weet, heeft noch de VWN, noch de Nederlandse Vereniging van Journalisten een dergelijke richtlijn.
Breng je de pettenkwestie aan de orde, dan halen journalisten hun schouders op. Ze zijn heus wel kritisch en weten hun petten prima te scheiden, hoor je dan. Wie een klus aanneemt van het RIVM, schrijft op dat moment even niet over het RIVM, en dat is dat.
Instellingen als NWO, TNO en de Nederlandse universiteiten zoeken voor hun communicatieklussen ondertussen nadrukkelijk wetenschapsjournalisten; communiceren over wetenschap is nu eenmaal een vak apart. Vaak geven de opdrachtgevers expliciet de opdracht een ‘journalistieke insteek’ te kiezen.
Wat ze daarmee bedoelen: de tekst of video moet een positieve boodschap overdragen, maar niettemin journalistiek ogen. Voor onwetend publiek wordt het verschil tussen journalistiek en marketing zo steeds vager.
Verdwijnende scheidslijn
De verdwijnende scheidslijn tussen journalistiek en verkooppraat is om verschillende redenen ronduit gevaarlijk. In de eerste plaats omdat er steeds minder tijd overblijft voor kritische onderzoeksjournalistiek. Ik heb uitstekende collega’s die een groot deel van hun tijd kwijt zijn aan schnabbels.
En hoewel ik mijn collega’s als zeer integere personen zie, denk ik dat dit ook zou gelden voor een heleboel vleesinspecteurs. Toch snapt iedereen dat het een slecht idee is om iemand met controlerende taken te laten betalen door degene die hij of zij controleert. De controleur zou te mild kunnen worden.
De belangrijkste reden waarom ik me al jaren druk maak over het bovenstaande is echter het tanende imago van de journalistiek. In een tijd waarin de journalistiek voortdurend wordt neergezet als de schoothond van de macht, helpt het niet als journalisten zelf de munitie leveren voor dergelijke aanvallen.
Wie pleit voor een strikte scheiding van journalistiek en communicatie in opdracht van overheidsinstanties of het bedrijfsleven, krijgt meestal te horen dat dit ‘onhaalbaar’ en ‘onrealistisch’ is.
Dat blijft het natuurlijk ook zolang we een systeem accepteren waarin onafhankelijke freelance journalisten hun broek niet kunnen ophouden. In plaats van te schrijven over overheidsinstellingen die journalisten betalen, zouden kranten dus beter kunnen nadenken over hun eigen rol in dit perverse systeem.
Enith Vlooswijk is freelance wetenschapsjournalist en stripmaker en werkt uitsluitend in opdracht van journalistieke media.