Vermogens moeten hoger belast worden

We moeten vermogenswinst beter belasten, want de spankracht van het systeem is aan zijn eind.

Bas Van Bavel
Bezoekers tijdens de opening van de lifestylebeurs Masters of LXRY. Beeld anp
Bezoekers tijdens de opening van de lifestylebeurs Masters of LXRY.Beeld anp

Vorig jaar, in de aanloop naar de Piketty-hype, meldde de WRR-verkenning Hoe ongelijk is Nederland? dat de vermogensongelijkheid juist ook in Nederland groot is, en dat hier 1 procent van de huishoudens over bijna een kwart van de private rijkdom beschikt.

De reacties waren toen tamelijk fel. Deels waren ze geschokt en deels ongelovig, omdat men zich deze mate van ongelijkheid in Nederland niet kon voorstellen. Inmiddels, zo blijkt uit de nieuwste cijfers van het CBS, is het aandeel van de rijkste 1 procent twee jaar achter elkaar nog verder gegroeid, en nadert dit aandeel nu drie-tiende van de totale rijkdom. En de allerrijkste 0,1 procent van de huishoudens bezit nu meer dan eentiende van de totale private rijkdom.

Groei

De rijkdom van de meestvermogenden is zeer snel gegroeid. Twee jaar op rij nam hun bezit met zo'n 10 procent toe. De rijkste 7.500 huishoudens bezitten nu 129 miljard tegenover 108 miljard twee jaar geleden. Omdat het bezit van de rest van de bevolking niet toenam, groeide het aandeel van de meest vermogenden sterk.

Onderin de verdeling zien we een zeer grote groep huishoudens met meer schulden dan bezittingen. Ondanks de stabilisatie of het voorzichtig herstel van de huizenprijzen beslaat die groep in 2014 net als in 2013 zo'n 15 procent van de huishoudens, tegenover 11 procent in 2012.

Natuurlijk zijn er elk jaar specifieke redenen voor de ontwikkeling te noemen, zoals schommelingen in de aandelenkoersen of op de huizenmarkt, maar de tendens over een lange periode is duidelijk. De schulden onderin zijn hoog en zijn jarenlang toegenomen. De middengroepen hadden al weinig vermogen, zijn dat weinige in de crisis grotendeels kwijtgeraakt en zien hun vermogen nu niet aangroei-en. Miljonairs zagen hun vermogen vóór de crisis sterk groeien, tijdens de crisis nauwelijks dalen en ná de crisis weer opnieuw sterk aangroeien.

De combinatie van hoge schulden onderin, nauwelijks vermogens in het midden en zeer grote vermogens bovenin is internationaal gezien tamelijk uniek. In Nederland is de vermogensongelijkheid in internationaal perspectief zeer groot. Uitgedrukt als Gini-coëfficiënt, een maatstaf voor ongelijkheid tussen 0 (volle- dige gelijkheid) en 1 (volledige ongelijkheid), ligt die nu op 0,9, dus dicht tegen de maximale ongelijkheid.

Gezien de ruime mogelijkheden om topvermogens buiten zicht van de fiscus te houden, en dus buiten de registratie van het CBS, zijn deze cijfers nog een onderschatting.

Huidige plannen

De huidige plannen inzake de vermogensbelasting slaan in het licht van deze cijfers de plank mis. Het idee om de fictieve rendementsheffing (van 30 procent op een fictief rendement van 4 procent) te verminderen, is sympathiek, zeker gezien de lage spaarrente, maar de meerderheid van de huishoudens komt niet eens aan de ondergrens van de belasting, dus hoeft sowieso al niets te betalen. De subtop profiteert wel een beetje van deze vermindering, maar het levert hen nauwelijks iets op. En de topvermogens betaalden, door alle fiscale constructies en vrijstellingen, al nauwelijks belasting op hun vermogen of winst uit vermogen.

Dit verandert nauwelijks door de voorzichtige voorstellen voor een meer progressieve winstbelasting. Iedere euro die topvermogenden verdienen uit de aanwas van en winst uit vermogen wordt met 5 à 10 procent belast. Iedere euro verdiend met werk wordt met ca. 35 procent belast. De verhouding is uit het lood geraakt.

De nieuwste cijfers over de ontwikkeling van de belastingdruk laten zien dat over een lange periode de belastingen op arbeid en consumptie steeds verder stijgen en die op vermogens(winst) steeds verder dalen. Omdat het aandeel van kapitaal in het nationale inkomen steeds verder groeit, wordt het dus steeds moeilijker om onze welvaartsstaat, en ons onderwijs, de gezondheidszorg en andere voorzieningen, te bekostigen.

Dat leidt tot een verdere verhoging van belastingen op arbeid en consumptie, waardoor de vicieuze cirkel wordt versterkt. Met processen als de robotisering, in feite een vervanging van arbeid door kapitaalgoederen, en de navenante groei van het belang van kapitaal, wordt dit probleem zeer waarschijnlijk nog pregnanter.

We zullen dus manieren moeten vinden om vermogenswinst beter te belasten, want het eind van de spankracht van het systeem komt in zicht. En de mogelijkheden van de meerderheid van de Nederlandse huishoudens om de schokken die dit geeft op te vangen, waarvoor vermogen nodig is, zijn bijna nihil, want de meerderheid van de huishoudens heeft nauwelijks of geen vermogen.

Cijfers over de vermogensverdeling wijzen in zichzelf niet op oneerlijkheid, maar op een fundamenteel probleem voor de Nederlandse economie en samenleving. De grote vermogensongelijkheid is een van de grootste bedreigingen voor de veerkracht van de samenleving en voor de toekomstige verdienkracht van de economie. Het zou goed zijn een brede discussie te beginnen waarbij vermogensongelijkheid bespreekbaar wordt gemaakt als fundamenteel probleem voor de Nederlandse samenleving en economie.

Bas van Bavel is hoogleraar Transities van Economie en Samenleving aan de Universiteit Utrecht.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden