Terrorisme is een jeugdprobleem
De zwakke maatschappelijke positie van jongeren en hun onvermogen daarmee om te gaan zijn van belang voor het verklaren van de aantrekkingskracht van het terrorisme.
De aanslagplegers van Parijs op 13 november waren jonge mannen tussen de 20 en 31 jaar. Dat suggereert dat hun jeugdigheid iets te maken heeft met terrorisme. Met behulp van zes basale inzichten uit de psychologie en de sociologie van de jeugd kan het verband tussen jong zijn en terrorisme aannemelijk worden gemaakt. Deze inzichten laten zien dat de aanslagen in Parijs geen incident waren.
1. Lange adolescentie
In moderne westerse maatschappijen hebben jongeren een verlengde adolescentie die voor bijna iedereen duurt tot 20 jaar, en voor een groot deel tot ongeveer 25 jaar. Dat komt doordat er in deze maatschappijen voldoende geld is om te investeren in een lange opleiding van de jonge generatie.
De verlengde adolescentie is een verschijnsel van recente datum. In Nederland bijvoorbeeld ging aan het begin van de jaren vijftig van de vorige eeuw het merendeel van de jongeren werken op hun 15de jaar.
2. Verzet tegen volwassenen
De verlengde adolescentie creëert bij jonge mensen een groepsgevoel en een groepsbewustzijn: jeugdcultuur, dat is een gedifferentieerde set van normen en waarden en voorkeuren voor kleding, muziek en consumptie.
Een constant element van jeugdcultuur in de recente geschiedenis is verzet tegen de wereld van volwassenen: jongeren hebben altijd vragen gezet bij de legitimiteit van autoriteiten, bij het democratisch gehalte van het politiek systeem en bij de verspilling van de natuurlijke hulpbronnen.
3. No future
'No future' is de grimmige variant van dit groepsbewustzijn en wijst op een gevoel dat bij alle jeugdgeneraties latent aanwezig is: er is geen plaats voor ons in de toekomstige maatschappij.
Een voorbeeld daarvan is de huidige discussie over het pensioenstelsel in Nederland en de stelling dat de pensioenen van nu te hoog zijn en de jongere generaties met lege handen zullen laten later.
Een harder voorbeeld was het jeugdgeweld in de Parijse achterstandswijken in 2007 en 2008. Het meest zichtbaar wordt het no-future-gevoel als jongeren aan de ene kant een maatschappijbeeld van liberté, égalité, fraternité wordt voorgehouden, aan de andere kant de jeugdwerkloosheid groot is en de omvang van de mannelijke jeugdgeneratie in een bepaalde omgeving substantieel.
Het no-future-gevoel is meer dan een fictie. Het duidelijkst wordt dit als we kijken naar cijfers over werkloosheid: die neemt in tijden van stagnerende economie altijd het sterkst toe onder jongeren.
4. Onduidelijke identiteit
'No future' heeft een psychologische pendant in de identiteit van jongeren. In de adolescentie ontdekken mensen wie ze zijn. Bij die ontdekking van de eigen identiteit hoort dat jonge mensen duidelijke doelen voor hun toekomst kunnen formuleren.
Uit meer dan vijftig jaar wereldwijd psychologisch onderzoek weten we dat een onduidelijke identiteit samengaat met alle denkbare vormen van problemen van jongeren: van depressie tot delinquentie en van agressie tot angst. Omdat dit psychologisch vervelend is, zijn jongeren met een gebrekkige persoonlijke identiteit voortdurend op zoek naar doelen die hun een positief zelfgevoel geven.
5. Ronselaars
Onderzoek naar religieuze bekering in een groot aantal landen heeft laten zien dat als iemand een religie en religieuze doelen vindt het tekort aan persoonlijke identiteit op een adequate wijze kan worden gecompenseerd. Daarom zijn ronselaars van religieuze sekten en jihadronselaars altijd op zoek naar jonge mensen die niet weten wat ze met zichzelf en hun leven aan moeten.
6. Religieuze bekering
Als jongeren eenmaal in contact zijn gebracht met de nieuwe groep en haar religie kan het proces van beïnvloeding beginnen. Onderzoek naar religieuze bekering leert dat dit succes heeft als de nieuwe groep een aantrekkelijke sociale omgeving vormt: individuen die aardig voor elkaar zijn en gemeenschappelijke doelen nastreven. De andere kant van de nieuwe sociale groep is dat zij de bekeerling losweekt uit de oude sociale omgeving. Dat maakt dat ouders en vrienden hun invloed verliezen. De nieuwe groep heeft dan vrij spel in het kneden van de nieuwe leden. Mannen worden eerder getraind in het toepassen van fysiek geweld omdat zij in eerder bereid zijn dit te gebruiken dan vrouwen.
Geen toeval
Conclusie: dat terroristen jongeren zijn, is geen toeval. Terrorisme kan niet uit zichzelf worden begrepen, maar behoeft verklaringen die verwijzen naar de maatschappelijke positie en de psychologie van de jeugd.
Wim Meeus is hoogleraar Adolescentie (UU) en Ontwikkelingspsychologie (Tilburg).