Column

Schimpschrift noch bidprentje doet recht aan Obama

Op de keper beschouwd is er sprake van een curieuze paradox. Wanneer Barack Obama over een paar dagen de deur van het Witte Huis achter zich dichttrekt, doet hij dat met een respectabel rapportcijfer. Volgens de laatste peilingen vindt 55 tot 58 procent van de Amerikanen dat hij het ambt van president goed heeft vervuld.

Paul Brill
Joe Biden en Barack Obama, nu nog in het Witte Huis Beeld epa
Joe Biden en Barack Obama, nu nog in het Witte HuisBeeld epa

Die cijfers plaatsen hem pal achter Ronald Reagan en Bill Clinton, die allebei hun ambtsperiode afsloten op een wolk van populariteit, en ver voor Jimmy Carter en George W. Bush. Maar deze waardering gaat hand in hand met de ultieme afkeuring, want even zo goed hebben de kiezers een opvolger aangewezen die in bijna alles zijn tegendeel is en die zijn erfenis vergaand wil afbreken.

Iets van die paradox vind je ook terug in de heftige gevoelens pro en contra Obama's optreden. Dat was al zo aan het begin van zijn presidentschap en dat manifesteert zich opnieuw in de recente terugblikken op zijn achtjarige verblijf in het Witte Huis.

Aan de ene kant heb je de aanbidders, die de eerste zwarte president op een voetstuk zetten, een lange rij successen waarnemen en geen kwaad woord over hem willen horen. Aan de andere kant zijn er de Obama-haters, die in hem een hoogmoedige intellectueel met een schromelijk gebrek aan praktisch vernuft zien, zijn affiniteit met het unieke karakter van Amerika in twijfel trekken en louter fiasco's tellen.

Een markant voorbeeld van het laatste is de column van Derk-Jan Eppink (O&D, 4 januari). In Eppinks ogen is Obama een dwaallicht die een verwrongen beeld van de wereld heeft en zijn huidskleur steeds inzette als handelsmerk. Zelfs het feit dat hij representanten van de beweging Black Lives Matter ontving in het Witte Huis, wordt hem door Eppink aangerekend; want sommige activisten van de beweging hadden in de straten van New York stuitende teksten tegen de politie geroepen.

Wie zo redeneert, moet met terugwerkende kracht een groot aantal presidenten kapittelen voor hun uitnodigingsbeleid. George W. Bush bijvoorbeeld, die na 9/11 imams ontving in het Witte Huis, terwijl extremistische collega-predikers Amerika hel en verdoemenis toewensten. Het betreffende verwijt aan Obama is extra zuur omdat hij er juist altijd voor heeft gewaakt om zich te profileren als zwarte president. Hij nam stelling in raciale vraagstukken, maar niet veel nadrukkelijker dan zijn voorgangers.

In reactie op de Obama-bashing grijpen anderen van lieverlee naar het bidprentje. Zo roept oud-correspondent Max Westerman (O&D, 11 januari) Obama uit tot een van de beste presidenten in de geschiedenis. Luchtig danst hij langs het Syrische drama, waarvan de verwoestende uitwerking mede is te wijten aan de weifelmoedigheid van de regering-Obama. En passant schrijft hij het homohuwelijk op Obama's conto, terwijl aanvaarding van homorechten nu juist een ontwikkeling is die zich op het niveau van de staten heeft afgespeeld; aan het begin van zijn presidentschap was Obama nog tegen het homohuwelijk.

Scherpe opinies zijn leuk en aardig, maar nuchterheid en enig respect voor de feiten blijven toch wenselijk. Zoals vaker ligt de waarheid in het midden. Successen staan tegenover mislukkingen. Obama heeft het aanzien van Amerika verbeterd, maar ook bijgedragen aan het mondiale machtsverlies. Hij heeft de economie uit de nood geholpen met een uniek stimuleringspakket, maar de industriële kaalslag in delen van het land niet kunnen stuiten. Obamacare is in aanzet een belangrijke hervorming, maar kent uitvoeringsproblemen die ook Hillary Clinton zouden hebben genoopt tot een drastische renovatie.

Waarvoor Obama vooral valt te prijzen, is de integriteit waarmee hij zijn ambt heeft bekleed. De president is niet alleen regeringsleider en opperbevelhebber, maar ook eerste inspirator van de natie. Dat deed hij met gracieuze waardigheid en de nodige humor. Een wereld van verschil met het wraakzuchtige patjepeeërsgedrag van zijn opvolger.

Maar brengt hem dit ook in de top tien van (44) Amerikaanse presidenten? De tijd moet het leren. Historici maken eens in de paar jaar een rangschikking, en die wil nog wel eens fluctueren.

Alleen de top drie lijkt onaantastbaar: Abraham Lincoln, Franklin Roosevelt en George Washington. Ook bij de tamelijk vaste subtop - Theodore Roosevelt, Thomas Jefferson, Andrew Jackson, Dwight Eisenhower, Harry Truman - zie ik Obama nog niet direct aansluiten. Geen kampioenskandidaat dus. Maar wel verzekerd van een goede plaats in het linker rijtje.

Paul Brill is buitenlandcommentator van de Volkskrant. Reageren? p.brill@volkskrant.nl

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden