Schaatsunie zou meer vertrouwen moeten hebben in sporters
De kwestie rond de Internationale Schaatsunie (ISU), die schaatsers die deelnemen aan 'andere dan door de wereldfederatie gesanctioneerde toernooien', wil schorsen of uitsluiten (Sport, 20 november), maakt duidelijk dat de ISU is blijven hangen in het verleden. De schaatsbond grijpt terug naar uit Engeland afkomstige ideeën over amateurisme, die in de 19de en in het grootste gedeelte van de 20ste eeuw wereldwijd voet aan de grond kregen.
Uitzonderingen daargelaten, was het in die tijd voor sporters verboden geld te verdienen met sportieve prestaties, op straffe van uitsluiting door sportbonden. Het idee hierachter was dat sporters zich voor hun sport moesten inzetten en niet voor financieel gewin. De sport op zich was het hoogste doel.
In de praktijk functioneerde dit principe echter ook als een mechanisme om lagere klassen uit te sluiten: zij konden het immers niet betalen om zonder enige verdiensten veel tijd te besteden aan sporten.
De ISU is bang dat de schaatssport wordt aangetast als schaatsers gecorrumpeerd worden door het grote geld in Dubai en denkt dat schaatsers vanuit de Icederby worden omgekocht om in de reguliere competitie niet eerlijk te schaatsen.
Dat is onzin. Schaatsen, en zeker shorttrack, is geen vetpot. Shorttrackrijder Niels Kerstholt vertelde eerder al over zijn studieschuld die hij onmogelijk kan aflossen met schaatsgeld. De ISU zou meer vertrouwen moeten hebben in sporters.
Elisa Rodenburg, student geschiedenis, Amsterdam