OpinieNederlands
Red de studie Nederlands voor literatuurliefhebber
Dalen de studentenaantallen bij Nederlands dramatisch omdat de opleiding te theoretisch is?
Goed lezen is geen doel op zich, vindt hoogleraar Nederlandse letterkunde Yra van Dijk in een essay in De Nederlandse Boekengids. Romans zorgvuldig lezen, ook close reading genoemd, is voor neerlandici slechts ‘een instrument om historische, comparatieve of actuele vragen over literatuur te adresseren’, vindt Van Dijk. Het anglicisme – ‘comparatieve vragen adresseren’ – typeert het Nederlands dat op universiteiten wordt gesproken.
Critici menen dat de neerlandistiek zich te weinig bezighoudt met zorgvuldig lezen en te veel met hoogdravende literatuurtheorie en dat de studentenaantallen mede daarom zo dramatisch dalen. Nee hoor, zegt de hoogleraar, scholieren en studenten vinden theorie juist geweldig: ‘De versjes van Cats zijn beter te verteren wanneer je ze kritisch bekijkt met een feministische lens.’
Nog afgezien van of deze bewering klopt – Van Dijk baseert zich hier op eigen ervaring, niet op onderzoek – rammelt de redenering aan alle kanten. Ten eerste is het maar de vraag of het bij het bepalen van het curriculum zo belangrijk is wat de studenten het leukst (of ‘het best te verteren’) vinden. Bovendien, zelfs als het zo is dat Van Dijks student allemaal dol zijn op theorie en het liefst op dag een van hun studie zouden beginnen met een postkoloniale feministische deconstructie van W.F. Hermans’ Ik heb altijd gelijk, dan zegt dat meer over de grote eensgezindheid onder haar studenten – je kunt het ook conformisme noemen –, dan over hoe goed de opleiding neerlandistiek aansluit bij de maatschappelijke behoefte.
Het probleem is namelijk juist dat er steeds meer studenten wegblijven. Misschien kiezen zij die wél van literatuur houden maar niet van theorie vaker voor een andere studierichting? Dan houd je bij Nederlandse letterkunde inderdaad een groep vol theorieliefhebbers over, die volgens Van Dijk ‘smullen’ van een artikel over de meest voorkomende beroepen van personages in romans en hun onderlinge hiërarchische verhouding.
Deze benadering van literatuur, waarbij een groot aantal boeken via de computer in de analyse wordt betrokken, is in de mode en heet distant reading, de tegenhanger van close reading. Het grote voordeel van distant reading is dat je dingen kunt tellen en die cijfers in tabellen kunt zetten, waarvan je staafdiagrammen kunt maken. Dat kan leiden tot een wetenschappelijke publicatie in bijvoorbeeld de Journal of Dutch Literature, en zo’n publicatie is weer belangrijk voor de carrière van de auteurs.
In een essay in De Gids keerde schrijver en literatuurcriticus Kees ’t Hart zich tegen deze manier van ‘ontmaskerend lezen’, want dat is distant reading vaak. Er wordt niet lukraak geteld, maar geturfd met een ‘kritische’ blik, die meestal tot een nogal onverrassende conclusie leidt: net als in de echte wereld bestaan ook in de literatuur discriminatie, machtsverhoudingen en ongelijkheid.
‘Dat dit onderzoek recht zou doen aan alles wat literatuur interessant maakt pretenderen de auteurs helemaal niet’, verdedigt Van Dijk distant reading. Goed, dat één specifiek onderzoek geen recht doet aan alles wat literatuur interessant maakt, lijkt me logisch. Het probleem dat ’t Hart ter sprake brengt is alleen dat het turven van beroepen aan niets wat literatuur interessant maakt recht doet.
Wie boeken leest uit interesse voor de onderlinge hiërarchische verhoudingen en de beroepen van personages, houdt niet van literatuur. Niet voor niets voert een computer grote delen van dit onderzoek uit. Daarmee wil ik trouwens niet beweren dat de onderzoekers niet van literatuur houden; het lijkt me veel waarschijnlijker dat ze er zo veel van houden dat ze er hun werk van hebben willen maken.
Vervolgens blijkt in de loop van de studie dat literatuuronderzoek vaak weinig te maken heeft met literatuur en meer met de op dat moment modieuze en dominante theorie. Dan zijn er twee opties: blijven of weggaan. Wie vertrekt, leest voortaan in zijn vrije tijd boeken, omdat ze mooi zijn of bevreemdend of mogelijk zelfs je leven veranderen. Wie blijft, past zich aan en ‘smult’ van theorie, want dat staat nu eenmaal op het menu.
Rosa van Gool is classicus en journalist.