Columnbert wagendorp
Paul Blokhuis gaat op zoek naar de zwarte ziel van de sport
Staatssecretaris Paul Blokhuis gaat de hele Nederlandse sportcultuur onder het vergrootglas leggen, op zoek naar grensoverschrijdend gedrag. Dat er in het turnen een giftig sfeertje hing was al duidelijk geworden uit het rapport Ongelijke leggers, maar Blokhuis vermoedt dat er ook in andere sporten morele grenzen worden overschreden in de jacht op medailles.
Dat vermoed ik ook. Grenzen verleggen is eigen aan de sport, grenzen overschrijden ook. Je moet als topsporter je eigen grenzen verleggen, want doe je dat niet, dan word je laatste. Als je trainer bent, moet je de grenzen van je pupillen zien te verleggen, anders word je nooit een succescoach. Turncoaches zijn hierin zeer bedreven gebleken en al manipulerend en intimiderend wisten ze de prestaties van de turnmeisjes drastisch te verbeteren, soms met olympisch goud als resultaat.
Een olympische gouden medaille is in de sport het hoogst haalbare. Niet alleen voor de sporters, ook voor de sportbonden en voor NOC*NSF, het Centraal Comité van de Nederlandse sport. Tijdens de Spelen van Tokio, afgelopen zomer, was het medailleklassement daarom het allerbelangrijkst. Eigenlijk hadden we die paar honderd sporters alleen naar Japan gestuurd voor het medailleklassement.
Nederland en het medailleklassement werden één, het medailleklassement werd de ranglijst van ons humeur, ons zelfrespect hing ervan af. Uiteindelijk werden we zevende en beste van alle EU-landen, een ongelooflijke prestatie waar in het buitenland met jaloezie naar werd gekeken. Dat hoorde je tenminste. Hoe kwam het dat Nederland opeens een topsportland was geworden? Onder andere door het ‘focusbeleid’ van technisch directeur Maurits Hendriks: alle middelen en kennis werden ingezet binnen de sporten waarin we de meeste kans op een medaille hadden. Kwestie van efficiency, zoveel mogelijk medaille voor je geld. Als het tobbedansen medaillekansen biedt gaan we tobbedansen.
De impliciete boodschap: winnen is het enige dat telt, geen winst geen geld, geen trainingsmogelijkheden en voor altijd een loser. De andere impliciete boodschap: voor winnen is veel toegestaan,en wel zo ongeveer alles.
Een gouden medaille zet kindermishandeling in een heel ander daglicht: het was niet zomaar kindermishandeling, het ging om een medaille, het was doelmatige kindermishandeling; je kunt zo’n kleuter moeilijk zijn eigen plan laten trekken.
Zoiets hoef je maar één keer te zeggen tegen een ambitieuze trainer met oogkleppen en hij gaat als de brandweer.
Niemand weet waarom we structureel bij de beste tien sportlanden ter wereld zouden moeten horen. Wat we ermee opschieten nu het zover is ook onbekend. Zijn we gelukkiger? Hebben we meer zelfvertrouwen? Zijn we met z’n allen aan het sporten geslagen? Voelen we ons meer met elkaar verbonden, is de export gegroeid?
Nee.
We offeren jonge mensen op omdat ze zorgen voor entertainment, en nergens anders om. Het is de treurige waarheid, ook al leeft de topsport in de illusie van verhevener waarden.
Nu gaat Verinorm, het bureau dat eerder de misstanden in het turnen onderzocht, 77 sportbonden onder de loep nemen. Ongetwijfeld krijgen ze in een aantal gevallen te maken met de zwarte ziel van de topsport: resultaat ten koste van alles.
‘Sport gaat om plezier, bewegen, om contacten,’ zei Blokhuis woensdag. Een al bijna vergeten gedachte. ‘Natuurlijk gaat het ook om winnen, maar daar zijn grenzen aan.’
Grenzen? Bij NOC*NSF weten ze niet wat ze horen.