OpinieUniversiteit
Opinie: werken bij de universiteit hoeft geen beproeving te zijn
Hoogleraren luiden de noodklok over ‘feodale’ toestanden. Rector magnificus Carel Stolker ziet wel een uitweg.
Clark Kerr, de voormalige president van Berkeley University, deed ooit een inspirerende observatie. Van de 85 instituties die al in 1520 in de westerse wereld actief waren en die er anno 2020 nog steeds zijn, zoals de katholieke kerk, wat kantons en waterschappen, zijn er 70 universiteit! Dat komt, betoogde hij, omdat universiteiten al eeuwen trouw zijn aan hun missie: onderzoek, onderwijs en dienstverlening aan de samenleving.
Verder zijn universiteiten trouw gebleven aan hun fysieke wortels: in Leiden zitten we al eeuwen aan het Rapenburg. En aan hun bestuursmodel, gebouwd op vertrouwen in de professionaliteit van de docenten en onderzoekers. De universiteit als ideaal.
Feodale institutie
Maar dat ideaal zijn we kwijtgeraakt, vinden drie hoogleraren van naam, geesteswetenschappers Rens Bod (UvA), Remco Breuker (Leiden) en Ingrid Robeyns (Utrecht). Zij publiceerden het pamflet 40 stellingen over de wetenschap. In de Volkskrant van 21 augustus waarschuwde Breuker: de Nederlandse universiteiten moeten op de schop. Hun pamflet gaat over wat de fundamenten van de universiteit zouden moeten zijn: de universiteit als gemeenschap, met vertrouwen in wetenschappers, genoeg geld voor onafhankelijk onderzoek en onderwijs, vrijheid van spreken en denken. Maar het pamflet gaat ook over de mensen, die moeten werken in een ‘extreem hiërarchische structuur’, onder een extreme werkdruk waarin bovendien ‘de waardigheid van de leden van de academische gemeenschap wordt miskend’.
En het pamflet gaat over het universiteitsbestuur, met een pleidooi voor democratie en inspraak. Zo moet de ‘academische senaat’ terugkomen en moeten wetenschappers hun eigen bestuurders en leidinggevenden kunnen kiezen. Ze spreken van ‘hiërarchie, machtsconcentratie en machtsmisbruik’ op de werkvloer en van de universiteit als ‘feodale institutie’ waar de mensen leven op de rand van een burn-out. De universiteit als beproeving.
Het gaat me er nu niet om hoevelen in de universiteit deze observaties delen. Belangrijker is na te gaan waar dat gevoel van verlies van eigenaarschap vandaan komt. Daar besteedt het pamflet verrassend weinig aandacht aan. Wereldwijd zijn universiteiten in de loop van de afgelopen decennia getransformeerd van redelijk overzichtelijke, losjes georganiseerde argumentatiegemeenschappen zonder veel interne en externe verantwoording, in uiterst complexe organisaties met duizenden medewerkers en tienduizenden studenten, waar al gauw een bedrag van een half miljard per jaar per universiteit in omgaat.
Bureaucratisering
Belangrijke oorzaken van de transitie zijn de toegenomen bereikbaarheid van het hoger onderwijs voor nieuwe groepen studenten, de explosie aan kennisontwikkeling aan de universiteiten, de sterke groei van aantal universitaire opleidingen en de internationalisering van onderwijs en onderzoek. Daar komt bij de groeiende afhankelijkheid van technologie met haar veiligheids- en privacy-issues, peperdure gebouwen, collecties, wetenschappelijke apparatuur en laboratoria, het toegenomen toezicht van accountants en inspecties, en het groeiende besef van het belang van goed werkgeverschap met veel meer aandacht dan voorheen voor integriteit en sociale veiligheid. Ook de groeiende flexibilisering van het onderwijs draagt bij aan de complexiteit, studenten krijgen steeds meer vrijheid hun eigen curriculum vorm te geven. Dit alles heeft geleid tot een meer bureaucratische en centralistische universiteit.
Ook de maatschappelijke fascinatie voor kwaliteitszorg draagt daaraan bij. Informele vormen van peer review maakten plaats voor allesomvattende stelsels van maatregelen waarin universiteiten, instituten en opleidingen de maat wordt genomen. Zeker, het droeg bij aan kwaliteit. Maar het zorgde ook voor bureaucratisering en voor een afnemend vertrouwen in de professionaliteit van de docent. En het zou toch moeten gaan om die persoonlijke relatie tussen docent en student, om academische vorming. Maar daarvoor hebben docenten nog maar weinig tijd. Zo moet de Leidse faculteit Geesteswetenschappen jaarlijks 109 wettelijk voorgeschreven commissies bemensen. Daarvoor zijn 291 stafleden en 136 studentleden nodig. Voor één faculteit.
Wij-zij-denken
Sterk is het pamflet in zijn aandacht voor de financiering van de universiteiten. Die heeft al jaren geen gelijke tred gehouden met de enorme uitdagingen waarvoor ze staan en met de bijdrage die universiteiten met hun onderwijs, onderzoek en innovatie kunnen leveren aan een betere wereld. Andere landen zien die cruciale rol van universiteiten veel beter. Zoals China. Van hun geld en van hun getalenteerde studenten en promovendi zijn de Nederlandse universiteiten behoorlijk afhankelijk geworden. De stelselmatige onderfinanciering van de universiteit is daarmee een van de grote bedreigingen voor ons land.
Minder overtuigt het pamflet in zijn wij-zij-denken: de wetenschappers versus de bestuurders en de organisatie van onderwijs en onderzoek. Rector, decanen, de mensen die de instituten leiden, de talloze medezeggenschapsraden – we besturen echt onszelf – aangevuld met specialisten op terreinen als financiën, IT en vastgoed. Als rector is het mijn dagelijkse werk: luisteren, al die opvattingen verbinden, een gezamenlijke strategie helpen uitzetten en knopen doorhakken. Vaak over het verdelen van geld.
In nog iets anders overtuigt het pamflet niet. Er is nauwelijks aandacht voor wat hoogleraren zelf kunnen bijdragen. Waarom spreken zijzelf hun medehoogleraren niet aan op vermeend ‘feodaal gedrag’, in plaats van naar de decaan of de rector te kijken? Aan de academie kiezen wetenschappers hun eigen collega’s uit, waarom trekken zij zelf niet wat minder feodale types aan? En welke keuzes kunnen zijzelf maken als het gaat om werkdruk, hun eigen en die van de onderzoekers en docenten waarvoor ze verantwoordelijk zijn? Aan het slot van het pamflet tonen de auteurs een moment van zelfinzicht: we zijn inhoudelijk sterk, maar ‘procesmatig, politiek en relationeel vaak zwak’. Welnu, laten we dan de handen ineenslaan. Geen organisatie kent zoveel denkkracht, jeugdigheid, creativiteit en vrijheid als juist de universiteit. Van beproeving terug naar het ideaal.
Carel Stolker is rector magnificus van de Universiteit Leiden en voorzitter van het college van bestuur.
LEES OOK
De universiteit moet op de schop
Hoogleraar Remco Breuker besloot iets te doen met zijn frustraties over het functioneren van universiteiten en schreef een pamflet, samen met twee andere hoogleraren. ‘De universiteitscultuur is extreem hiërarchisch, bijna feodaal.’