Opinie
Opinie: Vergaren van bewijs voor oorlogsmisdaden in Oekraïne heeft wel degelijk zin
De vervolging van misdrijven in Oekraïne lijkt onrealistisch, maar de kracht van het internationaal recht is geduld. Bewijs dat nu wordt vergaard, kan ook over enkele jaren nog worden gebruikt als de omstandigheden veranderen.
De meeste Russische militairen zullen nooit van Ali Muhammad Ali Abd-Al-Rahman hebben gehoord – en toch zouden ze die naam moeten onthouden. Dinsdag opende het Internationaal Strafhof in Den Haag het proces tegen Abd-Al-Rahman, een vermeende rebellenleider die voor oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid in het conflict in Darfur terechtstaat. Voor het eerst wordt een leider ter verantwoording geroepen voor zware misdrijven in het conflict in West-Soedan, een strijd die aan het begin van deze eeuw de aandacht van de wereld trok.
Onder leiding van Abd-Al-Rahman hebben strijders volgens de aanklager families vermoord, vrouwen verkracht en hele dorpen in brand gestoken. De daden schokten door hun wreedheid het geweten van mensen wereldwijd.
Arrestatiebevelen
Het conflict in Darfur heeft, behalve misschien de gruwelijkheden, weinig gemeen met dat in Oekraïne. En toch behelst de zaak-Abd-Al-Rahman deze week een belangrijke les voor Boetsja en andere Oekraïense plekken: zelfs als de vervolging van daders nu onrealistisch lijkt, kunnen de omstandigheden over enkele jaren dusdanig veranderen dat processen mogelijk worden.
Nota bene de voormalige president van het Strafhof, rechter Chile Eboe-Osuji, is somber over de vooruitzichten. In de twintig jaar van het bestaan van het Hof is strafvervolging van leiders van landen met nucleaire wapens of een permanente zetel in de VN-Veiligheidsraad nooit aan de orde geweest, zei hij tegen het Amerikaanse weekblad Newsweek. Dat systeem is onveranderd.
De aanklager van het Strafhof, Karin Khan, geeft toe dat het onderzoek in Oekraïne ‘talloze uitdagingen’ met zich meebrengt. Ook de zaak rond het neerhalen van vlucht MH17 laat zien hoe lastig de berechting in de praktijk kan zijn en hoe groot de scepsis is dat de daders ooit worden gevonden en opgepakt.
De kracht van het internationaal recht is echter geduld. Vervolging van daders wordt in de internationale politiek meestal bepaald door diegene die aan de macht is, maar net zoals het weer kan ook het politieke klimaat plotseling omslaan. De afgelopen decennia lieten zien dat arrestatiebevelen vaak langer geldig zijn dan machthebbers het aan de top volhouden.
Radovan Karadžić was dertien jaar op de vlucht, Ratko Mladić bijna zestien jaar. Hoewel het lang onrealistisch leek dat ze zouden worden berecht, zijn zij uiteindelijk opgepakt, naar het Joegoslavië-tribunaal in Den Haag gebracht en veroordeeld.
Berechting niet onwaarschijnlijk
De misdrijven waarvan Abd-Al-Rahman wordt verdacht, hebben negentien jaar geleden plaatsgevonden, het onderzoek begon zeventien jaar geleden, het eerste arrestatiebevel werd vijftien jaar terug uitgevaardigd. Bijna twee decennia leek het onwaarschijnlijk dat Abd-Al-Rahman of zijn vermeende bondgenoot, de voormalige Soedanese president Omar Al-Bashir, voor een rechtbank zouden verschijnen. Tot deze week.
De val van het Bashir-regime in 2019 heeft de machtsverhoudingen veranderd. Bashir zit vast in Soedan, Abd-Al-Rahman vluchtte en gaf zich uiteindelijk over. Deze rechtszaken leren dat dat de berechting van mogelijke misdrijven in Boetsja en andere Oekraïense plekken op de lange termijn niet zo onwaarschijnlijk is als het op dit moment misschien lijkt.
De internationale gemeenschap heeft inmiddels geleerd ook zonder concreet zicht op berechting, bewijsmiddelen zo snel mogelijk veilig te stellen. Hoe meer tijd tussen een misdrijf en het onderzoek ligt, hoe moeilijker het wordt getuigen, betrouwbare verklaringen en forensisch bewijs te vinden.
Twee soorten bewijsmiddelen
Aanklagers zijn daarbij op zoek naar twee soorten bewijsmiddelen: ten eerste om te bewijzen dat de misdrijven hebben plaatsgevonden, hoe zij gekwalificeerd kunnen worden en door wie ze zijn begaan. Rechercheurs doen bijvoorbeeld onderzoek naar massagraven, de identiteit van de slachtoffers en de omstandigheden waaronder zij zijn gedood.
Ten tweede moeten bewijsmiddelen worden vergaard die hoger geplaatste militairen en politici – generaals, ministers, de president en opperbevelhebber – aan de misdrijven linken of laten zien dat zij ervan wisten of hadden kunnen weten. Onderzoekers zijn bijvoorbeeld op zoek naar commandostructuren of bevelen, het liefst op schrift, waarmee opdrachten aan troepen werden gegeven. Onder het internationaal recht kunnen bevelhebbers voor de daden van hun ondergeschikten verantwoordelijk worden gehouden. Het Internationaal Strafhof vervolgt zelfs enkel hooggeplaatste individuen, geen gewone soldaten.
Bewijs dat nu wordt vergaard, kan later dus worden gebruikt. In de conflicten in Syrië en Myanmar wordt deze les al toegepast: aangezien er (nog) geen rechtbanken of tribunalen zijn die internationale misdrijven in deze landen kunnen vervolgen, zijn er bij de VN manieren ontwikkeld om bewijsmiddelen te vergaren en te bewaren, zodat ze op een later moment kunnen worden gebruikt.
Ten opzichte van deze landen hebben rechercheurs die misdrijven in Oekraïne onderzoeken zelfs een voordeel: anders dan in Syrië en Myanmar worden zij door de plaatselijke regering niet geweigerd en kunnen zij, zodra de gevechtshandelingen het mogelijk maken, ter plekke onderzoek doen. Het vergaren en bewaren van bewijsmiddelen in Oekraïne is een cruciale eerste stap om daders in de toekomst te kunnen berechten, ook al lijkt berechting nu nog onmogelijk.
Benjamin Duerr is jurist en politicoloog en als onderzoeker verbonden aan het Centrum voor Internationaal Humanitair Recht in Stockholm.