Opinie

Opinie: Scholen, schrap woorden als diversiteit en inclusie uit uw ‘missie’

Met het voorschrijven van inclusiviteit en diversiteit bereiken scholen het omgekeerde van hun doelstelling, namelijk een maatschappij waarin men elkaar uitsluit en niet meer naar elkaar luistert of in gesprek gaat.

Jos van Remundt

Een ouder of opvoeder die op zoek gaat naar een school voor zijn kind krijgt vaak teksten te lezen als: ‘De school staat voor inclusie en diversiteit, niemand wordt uitgesloten maar geaccepteerd, onderwijs moet toegankelijk zijn voor iedereen. Alle leerlingen krijgen dezelfde kansen ongeacht hun uiterlijke kenmerken, gedragskenmerken of achtergrond. Leerlingen moeten zich actief voorbereiden op deze dynamische wereld. De wereld stopt niet bij het schoolplein. Want het is essentieel om kinderen en jongeren voor te bereiden op de diversiteit van de samenleving en dat ze leren inzien dat inclusie en diversiteit de samenleving kleurt en niet bedreigt.’ (Burgerschap in de klas, 2022, van Anja Sinnige en Tamme Spoelstra).

Deze laatste zin, die vaak voorkomt in zulke missies, geeft een duidelijke boodschap weer: de leerlingen krijgen op deze scholen niet de ruimte om vrijuit te uiten dat zij ‘inclusie’ en ‘diversiteit’ anders ervaren. Dat gevoel wordt versterkt zodra er afkeurende reacties komen op hun ideeën en ervaringen met kleur, migratie, natie en godsdiensten als de islam.

Levensbeschouwelijke traditie

De, goedbedoelde, missie van de school belemmert juist de vrije interactie tussen leerlingen en leerkracht. In de uitgave Verhalen vertellen en vragen stellen: vakdidactiek, levensbeschouwing & geestelijke stromingen (2016, tweede druk, 2022) gaat een hoofdstuk over de islam en over dialoog in de klas. Auteur Marietje Beemsterboer schrijft daarin dat het geen zin heeft vragen te stellen aan een kind over zijn levensbeschouwelijke traditie of over de regels voor kleding, seksualiteit en voedsel waar het zich aan houdt. Volgens haar is het allereerst belangrijk respect te tonen voor de opvattingen van het kind en het kind daarin te erkennen.

De leerling leert dus dat hij een ander geen vragen mag stellen en dat hij zijn opvattingen beter voor zich kan houden. Met als gevolg dat leerlingen op school onderling niet meer weten wat een ander voelt en denkt, en diverse groepen alleen maar uit elkaar groeien. Dat heeft natuurlijk invloed op hoe kinderen later als volwassenen in de maatschappij staan. De school bereikt met de hooggestemde missie eerder het tegenovergestelde.

Verstandiger

Het lijkt daarom veel verstandiger om als school de opvatting los te laten dat de samenleving maakbaar is. Van leerlingen kun en mag je niet verwachten dat ze zomaar gaan voor een voor hen onbekende, ideale samenleving. De Duits-Joodse filosofe Hannah Arendt (1906-1975), zelf gevlucht voor het nationaal-socialisme en bekend om haar inzichten in totalitaire systemen, waarschuwt dat op deze manier eenheid nastreven gevaarlijk is. Ze vindt het belangrijk dat ieder mens in alle vrijheid zijn visie mag geven en daarover met een ander in gesprek kan gaan.

Doel van zo’n gesprek is expliciet níét om tot overeenstemming of consensus te komen. Arendt introduceert hier het begrip ‘tussenruimte’. Dit ‘tussen’ is de wereld die mensen met elkaar delen en die hen tegelijkertijd van elkaar scheidt, ‘net zoals een tafel staat tussen mensen die eraan zitten’. Deze ‘tafel’ brengt de mensen niet echt samen, maar kan voorkomen dat men elkaar in de weg gaat zitten. Deze ‘tussenruimte’ moet wel serieus genomen worden: ze moet steeds opnieuw in gezamenlijk handelen en spreken tot stand worden gebracht.

Blik verruimen

Zo is het onderwijs een voorbeeld van een ‘tussenruimte’, een afspiegeling van een samenleving waarin uiteenlopende levensbeschouwingen en nationaliteiten aanwezig zijn. Wanneer in deze ‘tussenruimte’ een veilige cultuur heerst, kan iedereen zijn blik verruimen door in contact te komen met mensen met andere ideeën, rituelen, gewoonten, symbolen en manieren. Deze tussenruimte in het onderwijs is per definitie de plek voor de jonge mens om te oefenen met identiteit en burgerschap.

Voor Arendt gaat het in de opvoeding en in het onderwijs om het inleiden van de jonge mens in de wereld. Juist op school kunnen jongeren met radicaal andere levensvisies elkaar ontmoeten en met elkaar in gesprek gaan. Contact met, en kennis van andere levensbeschouwingen kan leiden tot reflectie op eigen normen en waarden. Zo leren jongeren kritisch na te denken en kunnen ze ook onderwerpen waarop misschien thuis een taboe rust, bespreken. Want in de ‘tussenruimte’ mag alles gezegd en bevraagd worden.

In de lessen mag uit alle (kinder-)boeken, Bijbel, Koran en werken van allerlei filosofen worden (voor)gelezen. Met zo’n werkwijze laat de school zien dat zij werkelijk een afspiegeling is van de samenleving en draagt zo bij aan een samenleving waarbij men de tijd en de ruimte neemt om naar elkaar te luisteren.

Jos van Remundt was docent op Hogeschool Alkmaar en Saxion en heeft meerdere boeken over levensbeschouwelijke communicatie en identiteitsontwikkeling in het (basis)onderwijs geschreven.

Wilt u belangrijke informatie delen met de Volkskrant?

Tip hier onze journalisten


Op alle verhalen van de Volkskrant rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright @volkskrant.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden