Opinie
Opinie: Nieuwe verkiezingen zijn geen remedie voor een gemankeerde democratie
D66 wist een halve eeuw geleden al hoe ons vastgelopen parlementair stelsel weer gezond kan worden gemaakt. Dit is het moment op de Grondwet aan te passen.
Frans Weisglas, de liberale oud-voorzitter van de Tweede Kamer, staat niet alleen in zijn pleidooi voor nieuwe Kamerverkiezingen als er niet snel vaart komt in de kabinetsformatie (O&D, 3 augustus). Volgens de laatste peiling van Maurice de Hond wil 60 procent van de bevolking opnieuw naar de stembus als er op 1 september geen nieuw kabinet is. 53 procent vindt dat Mark Rutte niet als premier moet terugkomen.
Het ultimatum van Weisglas klinkt dus overtuigend: de verkiezingen van 17 maart lijken hun geldigheid te hebben verloren. Gegeven de implosie van het CDA na de affaire-Omtzigt zal een nieuwe stembusuitslag wezenlijk anders zijn. Maar nieuwe verkiezingen garanderen absoluut geen snelle formatie en lossen de gebreken van onze parlementaire democratie niet op. In volwassen democratieën als Frankrijk en de Verenigde Staten doen ze überhaupt niet aan kabinetsformaties. Omdat de regeringsleider rechtstreeks wordt gekozen, weet je op de avond van de verkiezingen waar je aan toe bent.
Het districtenstelsel zorgt er bovendien voor dat de gekozen volksvertegenwoordigers hun verkiezingsbeloften ook echt kunnen nakomen. Zij hoeven geen zaken te doen met collega’s die zij tijdens de verkiezingscampagne nog voor onbetrouwbaar, onverantwoordelijk of onzindelijk hebben uitgemaakt. Zij zijn namelijk voor hun stemgedrag alleen verantwoording schuldig aan hun eigen kiezers – en dus niet gebonden aan partijbesturen, coalitieafspraken of regeerakkoorden.
Zonder rechtstreekse band
In ons stelsel zonder verkiezing van de regeringsleider en zonder rechtstreekse band tussen kiezer en volksvertegenwoordiger is het partijprogramma niet meer dan een reclamefolder die de kiezer geen enkele garantie geeft op verwezenlijking. Zowel de regering als het regeerakkoord worden vastgesteld nadat de kiezers hun stem hebben uitgebracht, in plaats van ervoor. Sterker nog: het regeerakkoord wordt voor 95 procent geschreven door de topambtenaren van de Studiegroep Begrotingsruimte.
Hoe deze impasse doorbroken kan worden, wisten Hans Gruijters en Hans van Mierlo ruim een halve eeuw geleden al. In het eerste programma van D66 lezen we dat de minister-president rechtstreeks moet worden gekozen. De kandidaten leggen hun programma vóór de verkiezingen aan de kiezers voor. Als geen kandidaat direct een meerderheid haalt, komt er – net als in Frankrijk – een tweede ronde tussen de twee kandidaten met de meeste stemmen. De gekozen minister-president stelt zijn kabinet naar eigen inzicht samen en kan niet door het parlement worden afgezet.
Voor de verkiezing van de Tweede Kamer stelde D66 een districtenstelsel voor. Geen noviteit, want voor 1917 werden de Kamerleden ook per district gekozen. Om verloren stemmen te voorkomen, koos D66 niet voor het Britse model van één afgevaardigde per district, maar voor een meervoudig stelsel. Per district zouden twee of drie afgevaardigden gekozen worden.
Levensbeschouwelijke stromingen
Gruijters wees er in zijn boekje Daarom D’66 op dat het districtenstelsel niet werd afgeschaft omdat het niet werkte, maar omdat men indertijd meende dat de verschillende levensbeschouwelijke stromingen beter tot hun recht zouden komen bij evenredige vertegenwoordiging. Die stromingen, analyseerde Gruijters in 1967, ‘zijn ondertussen droog gelopen’. Als bewijs citeerde hij een enquête van het weekblad Revu. Van alle Nederlanders meende 68 procent dat er weinig verschil is tussen de politieke partijen, had 59 procent de indruk dat er te veel politiek achter de schermen wordt bedreven en meen-de 74 procent dat de Kamerleden weinig begrip hebben voor wat er onder het volk leeft.
Die enquête uit 1967 had gisteren gehouden kunnen zijn.
De nieuwe partij D66 somde een hele reeks nadelen van de evenredige vertegenwoordiging op. Het werkt verstarrend, geeft de persoonlijke wil van de kiezer minder betekenis, bemoeilijkt de regeringsformatie door versnippering der politieke partijen en leidt ertoe dat de mindere goden onder de politici geheel worden onderworpen aan de macht van de partijbesturen. Ontploffing van het politieke bestel was het doel.
Van Mierlo zag D66 meer als een beweging dan als een doel in zichzelf. Zijn historische verdienste was het paarse kabinet van VVD, D66 en PvdA, voor het eerst sinds 75 jaar zonder confessionelen. D66-leider Sigrid Kaag kan nu ook geschiedenis schrijven, door wederom herziening van de Grondwet en de Kieswet op de agenda te zetten. Om het deftig te zeggen: Nederland beleeft, net als in 1848 en in 1917, opnieuw een ‘constitutioneel moment’.
Hans Wansink is medewerker van de Volkskrant.