Opinie
Opinie: Met een onsje minder marktwerking kan gezondheidszorg weer prima vooruit
Het laatste wat de zorg nodig heeft is een grote stelselherziening. Een paar aanpassingen in de Zorgverzekeringswet leiden al tot minder bureaucratie en meer innovatie, betoogt Harry Suykerbuyk.
Jeroen van den Over stelt in zijn opiniestuk over het ‘onvermijdelijke einde van de Zorgverzekeringswet’ (O&D, 28/1) dat de wet wél werkte in tijden van overvloed en niet nu er meer schaarste is. Die diagnose klopt niet. De wet heeft nooit de opgewekte pretenties waargemaakt. De nu ontstane schaarste, maar vooral de inflatoire loonontwikkeling in alle zorgsectoren, maakt het alleen maar zichtbaarder.
Over de auteur
Harry Suykerbuyk was onder meer verantwoordelijk voor het geneesmiddelenbeleid van het ministerie van VWS en consultant in de zorgsector. Dit is een ingezonden bijdrage, die niet noodzakelijkerwijs het standpunt van de Volkskrant reflecteert. Lees hier meer over ons beleid aangaande opiniestukken.
Eerdere bijdragen in deze discussie vindt u onder aan dit artikel.
Ik was erbij toen Wisse Dekker op het ministerie van Volksgezondheid zijn plannen ontvouwde voor een nieuw ziektekostenverzekeringstelsel. Vanaf dag één had ik twijfel over de opzet. De uiteindelijk tot stand gekomen Zorgverzekeringswet blijkt een lastig samenstel van een private en publiekrechtelijke verzekering. Een stelsel dat sociaal wil (en moet) zijn, maar het van marktkrachten op de verzekeringsmarkt moet hebben.
Dynamiek gesmoord
Om zo veel mogelijk solidariteit tussen verzekerden te smeden is de dynamiek op de verzekeringsmarkt gesmoord (denk aan de acceptatieplicht en het vereveningsfonds). Zeer magere bedrijfsresultaten en stabiele marktaandelen wijzen daarop. Er is sprake van quasiconcurrentie.
Veel zorgaanbieders zien verzekeraars vooral als hindermacht, als ‘administratieve knevelaars’. Al met al hebben verzekeraars nauwelijks successen kunnen boeken op de zorginkoopmarkt. Zo spelen zij intussen geen rol van betekenis meer bij de geneesmiddeleninkoop. Dat beleid ligt nu vooral bij de overheid.
Het gaat echter te ver om het hele stelsel om te gooien. Grote stelselherzieningen hebben zelden iets goeds gebracht. Wel is het verstandig het sociale karakter van de wet te versterken. Het is aan te raden om bij toerbeurt – dus via periodieke aanbesteding – de uitvoering van de zorgverzekering onder te brengen bij slechts één particuliere verzekeringsonderneming (met regionale verzekeringskantoren). Tegenover het door de verzekeraar gevraagde rendement moeten heldere prestatie-eisen staan. Het vereveningsfonds wordt overbodig, evenals tal van compensatiemaatregelen, terwijl de omvangrijke reserves kunnen vrijvallen.
Uitvoeringskosten
Zo wordt er blijvend bespaard op de zorguitgaven. Dat valt af te leiden uit de uitvoeringskosten van de vroegere ziekenfondsen. Die bedroegen circa 3 procent van de uitgaven en waren daarmee duidelijk lager dan die van de zorgverzekeraars van nu (ruim 4 tot 5 procent).
Verder verdient het aanbeveling om per categorie zorgaanbieder (of per zorgdomein) in principe slechts één modelcontract te hanteren. De bedoeling is de jaarlijkse contractonderhandelingen te beperken tot een minimaal aantal onderwerpen waarin het modelcontract bewust niet voorziet. Dat leidt tot minder bureaucratie en meer zekerheden, vooral bij de individuele zorgaanbieder. En we gaan terug van tientallen naar een handvol polissen met voorwaarden die de solidariteit niet ondermijnen.
Het onderbrengen van alle zorgverzekeringsactiviteiten in één hand vraagt om herstel van de verstoorde machtsbalans. Zo zouden zorgaanbieders de mogelijkheid moeten krijgen om als collectief te onderhandelen met deze verzekeraar, meer dan nu nog acceptabel wordt geacht door mededingingsautoriteit ACM. Het belang van het kunnen maken van samenwerkingsafspraken tussen aanbieders dient te prevaleren.
Naleving afdwingen
In samenhang hiermee zouden zorgaanbieders per categorie/domein en per regio zich verplicht moeten aanmelden als deelnemer van nieuw op te richten regio-organisaties. Die kunen het karakter krijgen van een publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (PBO), die we kennen uit het verleden. Zo’n entiteit dient te beschikken over regulerende bevoegdheden. Ze kan bijvoorbeeld naleving afdwingen van de met de verzekeraar gemaakte afspraken, wat vooral voor zorginnovatie van belang is.
Dat maakt een einde aan de improductieve namaakconcurrentie met veel bureaucratie, en zorgt vooral voor gemotiveerde zorgaanbieders met meer verantwoordelijkheden en een extra drive om te innoveren.
Wilt u reageren? Stuur dan een opiniebijdrage (max 700 woorden) naar opinie@volkskrant.nl of een brief (maximaal 200 woorden) naar brieven@volkskrant.nl