Opinie Martin Sommer: Historicus moet geen rechter over het verleden worden
De geschiedschrijver is niet langer beschrijver, maar ook rechter over het verleden geworden.
Het werk van A.Th. van Deursen was voor mij een late ontdekking. De boeken waarmee hij faam had verworven, Mensen van klein vermogen of Een dorp in de polder, waren niet de boeken waarmee ik als eerste kennis maakte. Mijn eerste Van Deursen was een overzichtswerk van de Gouden Eeuw, De last van veel geluk uit 2004. Daarna las ik zijn biografisch portret van Willem van Oranje uit 1995, dat nu zijn heruitgave beleeft.
Ik was meteen verkocht. Een stijl als een kale gereformeerde kerk. 'Willem van Oranje leefde in de zestiende eeuw. Daar zullen we hem dus ook moeten zoeken, want uitsluitend tegen die achtergrond tekent zijn gestalte zich af.' Van Deursen had een prachtige lichte toon. Korte rake zinnen, met ingehouden humor. Hij vond dat de historicus moest vertellen en niet zelf voor zijn onderwerp moest gaan staan. Daarom had hij zo'n hekel aan Simon Schama, die de Gouden Eeuw in het keurslijf van zijn Overvloed en onbehagen had geduwd. Bewijzen kan de historicus niet, vond Van Deursen. Maar hij oordeelde wel degelijk. Een oordeel schemert al door in de boven geciteerde zin. Willem van Oranje moeten we in het licht van zíjn tijd zien, niet in dat van de onze.
Meer dan de ijverige archievenhistoricus die hij ook was, was Van Deursen voor mij de historicus van de samenballing, de synthese. De combinatie is zeldzaam. Voor Willem van Oranje kon Van Deursen met tachtig pagina's toe. Dan heb je beslist een helder idee van wat opgeschreven moet worden en wat niet. Voor de hele Gouden Eeuw had hij in De last van veel geluk aan 380 pagina's genoeg.
Verbinding
Van Deursen was zeer gereformeerd en zijn cultuurkritiek is voor een voormalige katholiek als ik soms raadselachtig. Maar de uitgangspunten op grond waarvan hij geschiedenis bedreef zijn dat helemaal niet. 'Geschiedenis moet gaan over de dingen die mensen verbinden', schreef hij als eerste zin in De last van veel geluk. En de tweede zin: 'Zonder verbinding geen gezamenlijk lot.' Daar ben ik het hartgrondig mee eens.
Lotsverbondenheid moet een vorm krijgen en die vorm is, zeker in een wereld zonder God en kerk, geschiedenis. Dat was toen Van Deursen in 2004 zijn Last van veel geluk publiceerde nog een courante opvatting. In die tijd werd koortsachtig gewerkt aan de historische canon van vijftig hoofdthema's uit de Nederlandse geschiedenis. In Frankrijk hadden ze hun Lieux de Mémoire, dat met het vierdelige Plaatsen van Herinnering een mooie Nederlandse navolger kreeg.
Ook dat ging over lotsverbondenheid, net als het Nationaal Historisch Museum, waartoe de Tweede Kamer in 2006 het initiatief nam. Veel stond in het teken van een zoektocht naar gezamenlijkheid, misschien niet zoals Van Deursen had gewild - hij kritiseerde de canon omdat de verzuiling er niet in zat, juist omdat de opstellers de nationale eenheid op het oog hadden. Maar toch, Van Deursen had zelf geschreven over de Gouden Eeuw, over Maurits en over Willem van Oranje. 'Zonder Willem van Oranje geen Nederland.'
Lotsverbondenheid was tot voor kort nationale lotsverbondenheid, al werd dat niet meer van de daken geroepen. Nu zijn we tien jaar verder en is het Nationaal Historisch Museum zoals bekend geëindigd in een treurig echec. In Frankrijk zijn de opgewekte Lieux de Mémoire verruild voor de verbitterde 'guerre des mémoires'. Van enkelvoud naar meervoud, van een gezamenlijke herinnering naar een oorlog van de herinneringen.
Iets dergelijks heeft zich in Nederland voltrokken. Geschiedenis is razendsnel van betekenis veranderd, wat zonder twijfel zeer tot ongenoegen van de in 2011 overleden Van Deursen zou zijn geweest. Het verleden is brandbaarder geworden. Niet langer eenheid maar diversiteit is het streven. In een versplinterde samenleving voelen velen zich niet verbonden maar juist tekortgedaan door het verleden.
Zelf ben ik opgevoed met het idee dat anachronisme een doodzonde is, om in de kerkelijke sfeer te blijven. De opvatting van Van Deursen dat je het verleden moet beoordelen 'in de omlijsting van de tijd', was nog niet zolang geleden gemeengoed. Geschiedenis heeft een heel andere functie gekregen. In Frankrijk vroeg een historicus in 2005 zich af: 'Wat zijn de Lieux de Mémoire waard als Dien Bien Phu er niet in voorkomt?' Dien Bien Phu was de plek waar de Fransen in 1954 door de Vietnamezen vernietigend werden verslagen.
Tekst gaat verder onder de afbeelding.
Politieke en juridische strijd
Vergelijkbare kwesties worden in Nederland nu met de regelmaat van de klok opgeworpen. Lotsverbondenheid? Jan Pietersz. Coen is met terugwerkende kracht een misdadiger, vandaar dat de politieke beweging Denk de Coentunnel anders wil noemen. De strijd spitst zich toe op het koloniale verleden, tussen weldaad en misdrijf. Het is geen Historikerstreit, maar inzet van een politieke en juridische strijd geworden.
De socioloog J.A.A. Van Doorn schreef in 1970 zijn Ontsporing van geweld over de politionele acties. Een advocaat, Liesbeth Zegveld, en een politieke partij, D66, sprongen er een halve eeuw later bovenop. Nu moet voor eens en voor al de waarheid boven tafel komen. De historicus Cees Fasseur, van de befaamde Excessennota, zei kort voor zijn recente overlijden nog dat het overdoen van het levenswerk van Loe de Jong voor Indonesië niets wezenlijk nieuws zou opleveren. Het maakte niet uit.
Wat is er veranderd? De geschiedenis is geen 'foreign country' meer, met andere maatstaven dan de onze. Geschiedenis is hier en nu geworden. Dat wij de 16de-eeuwse mens nauwelijks meer kunnen begrijpen, zoals Van Deursen betoogde, omdat religieuze motieven voor hem overheersend waren, speelt ineens geen rol meer.
Nationale verbondenheid heeft als dominante waarde plaats moeten maken voor mensenrechten. Na de oorlog betekende vrijheid nog dat Nederland niet langer onder het Duitse juk hoefde leven. Nu wil vrijheid zeggen dat ieder mens afzonderlijk vrij is, wat vooral betekent dat hij gevrijwaard is van racisme of discriminatie.
Mensenrechten gelden altijd en overal, ongeacht omstandigheden, context, achtergrond. In de radicale opvatting bestaan binnen- en buitenland niet meer, heden en verleden evenmin. Zo kan de geschiedenis met terugwerkende kracht aangeklaagd worden. Om één voorbeeld te geven. In het Nederlands Dagblad van 3 oktober stond een artikel over de bisschop van de Zuid-Franse plaats Pamiers, die spijt betuigt voor de vervolging van de Katharen in de 13de eeuw. In 1244 werden 225 katharen verbrand in Monségur. Er komen excuses, er wordt een mis opgedragen en er komt een stille tocht. 'Het is hier nog altijd een open wond', zei een plaatselijke priester.
Het is een bizar voorbeeld, maar het laat zien dat het verleden een onafzienbaar heden is geworden. Van Deursen wilde met zijn geschiedschrijving 'recht doen aan de doden'. Dat willen de eisers van schadevergoeding en excuses evenzeer, maar dan heel anders. Onze maat is hun maat geworden. Historici passen hun rol aan. Zij worden aanklagers. Drie historische instituten vinden zij aan zij met politici en juristen dat van de politionele acties nu de onderste steen boven moet. Hoogleraar Beatrice de Graaf pleitte in NRC voor een Nederlandse 'Vergangenheitsbewältigung' voor onze koloniale oorlog in de Oost.
Zo is de geschiedschrijver niet langer beschrijver en beoordelaar, maar ook rechter over het verleden geworden. Afgelopen is het met het beginsel van geschiedenis als 'discussie zonder eind'. Van Deursen vond nog dat de historicus niet kon bewijzen, alleen vertellen. Hij zou zich omdraaien in zijn graf.
Martin Sommer is politiek commentator van de Volkskrant. Dit is een deel van de lezing die hij deze week hield ter gelegenheid van de Maand van de Geschiedenis en de heruitgave van Willem van Oranje - een biografisch portret door A.Th. van Deursen.